Internationale vergelijking straffen voor jeugdigen die ernstige delicten plegen geeft geen aanleiding tot aanpassing

De straffen die jeugdige daders van ernstige gewelds- of zedenmisdrijven krijgen staan regelmatig ter discussie. Onderzoekers van de Universiteit Utrecht, Universiteit van Amsterdam, Universiteit Leiden en Victoria University of Wellington keken in opdracht van het WODC in het onderzoek De strafmaat voor jeugdige daders van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven in internationaal perspectief of aanpassingen in de strafmaat nodig zijn. De conclusies van het onderzoek geven niet direct aanleiding om de Nederlandse aanpak aan te passen. Op de vraag of de maximale duur van de jeugddetentie in Nederland moet worden verhoogd, geven de bevindingen van dit onderzoek geen antwoord. Het is uiteindelijk aan de wetgever om hierover een beslissing te nemen, binnen de kaders van het geldende nationale en internationale recht en met inachtneming van het streven naar een evidence-based en effectief jeugdsanctiestelsel.

In het onderzoek is het Nederlandse stelsel van straffen en maatregelen voor daders van 12 tot 23 jaar te vergeleken met dat van vijf andere Europese landen (België (Vlaanderen), Duitsland, Engeland en Wales, Ierland en Zweden). Het vergelijken en duiden van de sanctiemogelijkheden blijkt buitengewoon ingewikkeld, onder meer vanwege de verschillen in de systematiek van en diverse mogelijkheden binnen de sanctiestelsels. Het perspectief van internationale en Europese kinder- en mensenrechten leidt bij de onderzoekers niet tot het inzicht dat het Nederlandse stelsel moet worden aangepast. Tot slot is gekeken naar de effectiviteit van sancties, maar ook daaruit bleek geen aanleiding om de strafrechtelijke aanpak van deze groep, waaronder de maximale detentieduur, aan te passen.

Common law en civil law

De onderzoekers constateren verschillen tussen landen waarin sprake is van common law (Engeland en Wales en Ierland) en civil law landen (Nederland, Duitsland en Zweden). Common law landen worden gekenmerkt door een punitievere benadering. Dat komt onder meer tot uitdrukking in een lage minimumleeftijd voor strafrechtelijke aansprakelijkheid (10 jaar) en langdurige vrijheidsbenemende sancties die vanaf die leeftijd kunnen worden opgelegd. In de civil law landen zijn de minimumleeftijden voor strafrechtelijke aansprakelijkheid aanzienlijk hoger (in Nederland en België 12 jaar, in Duitsland 14 jaar en in Zweden 15 jaar).

Dringende behoefte aan monitoring en registratie

De bestraffing van jeugdigen voor ernstige gewelds- en zedenmisdrijven is niet alleen in Nederland, maar ook in de omringende landen een actueel onderwerp van juridische, maatschappelijke en politieke discussie. De onderzoekers geven dan ook mee dat in het onderzoek duidelijk is geworden dat dringende behoefte bestaat aan systematische registratie en monitoring van de uitvoering en effecten van sanctionering van jeugdigen die worden veroordeeld voor een ernstig gewelds- of zedenmisdrijf. Op dit moment is dit zowel in Nederland als in het buitenland nog onderontwikkeld. Ook geven de onderzoekers suggesties mee voor vervolgonderzoek om meer zicht te krijgen op het opleggen van straffen en maatregelen en de effecten van de tenuitvoerlegging daarvan.