Geregistreerde jeugdcriminaliteit in Nederland geconcentreerd in beperkt aantal buurten

Uit onderzoek blijkt dat de jeugdcriminaliteit die de politie registreert in de meeste Nederlandse buurten niet of nauwelijks voorkomt. Van de jeugdcriminaliteit die wordt geregistreerd vindt een kwart plaats in één procent van de buurten. Kijk je naar de woonbuurten dan blijken de meeste jeugdige verdachten in grote steden te wonen. Echter, relatief gezien zitten in de top één procent ook niet-stedelijke woonbuurten. Beleid dat zich enkel richt op grote steden doet andere gebieden dus tekort.

Dit blijkt uit de WODC-publicatie Woon- en pleegbuurten van geregistreerde jeugdcriminaliteit waarin de samenhang is onderzocht tussen jeugdcriminaliteit en buurtkenmerken, en de veranderingen die zich daarin voordoen over de tijd. Onder jeugdcriminaliteit verstaan we criminaliteit met een verdachte tussen de twaalf en drieëntwintig jaar. Over het algemeen is de jeugdcriminaliteit in de afgelopen 10 jaar afgenomen, maar niet overal of niet overal even sterk. In dit onderzoek keken we naar de jeugdcriminaliteit die de politie registreerde in 2016 tot en met 2019 in alle buurten in Nederland.

Concentratie in pleeg- en woonbuurten

Naast de concentratie in buurten waar jeugdcriminaliteit gepleegd wordt, de pleegbuurten, zien we ook een concentratie in buurten waar plegers van jeugdcriminaliteit wonen, de woonbuurten. 14% van de jeugdige verdachten woont in 1% van de buurten en 50% in maar 10% van de buurten. We zien weinig verandering over de tijd als het gaat om deze percentages jeugdcriminaliteit in pleeg- en woonbuurten.

Sommige delicten zijn sterker geconcentreerd in bepaalde buurten dan andere. Door de politie geregistreerde wapens- en drugsdelicten concentreren zich duidelijk in een beperkt aantal buurten. Vermogens- en geweldsdelicten zijn juist het meest gespreid. 
 

Verschil in absolute en relatieve aantallen

Van buurten die van 2016 tot en met 2019 de meeste jeugdige verdachten per duizend leeftijdgenoten telden, bevinden zich in de top één procent zowel stedelijke als niet-stedelijke buurten. Kijk bij de aanpak van jeugdcriminaliteit op buurtniveau daarom niet alleen naar grote steden, maar ook naar minder stedelijke buurten en buurten in plattelandsgemeenten.

Typische pleeg- en woonbuurten

In zijn algemeenheid kun je zeggen dat typische pleegbuurten waar de politie de meeste jeugdcriminaliteit registreert zich kenmerken door relatief veel horeca, uitgaansgelegenheden en winkels. In buurten waar de meeste jeugdige verdachten wonen, wonen relatief meer jonge mannen, mensen met een migratieachtergrond en zijn er meer huishoudens die onder het sociaal minimum leven. Individuele kenmerken van jeugdige verdachten zelf en hun sociale omgeving lijken bij het plegen van delicten echter belangrijker dan buurtkenmerken.

Cijfers tonen aan dat de politie in de meeste Nederlandse buurten geen of nauwelijks jeugdcriminaliteit registreert. En onder jeugdcriminaliteit verstaan we dan: criminaliteit met een verdachte tussen de twaalf en drieëntwintig jaar.
Van de jeugdcriminaliteit die wordt geregistreerd, vindt een kwart plaats in één procent van de buurten en vierenzestig procent in tien procent van de buurten. Daarbij woont ruim de helft van de plegers in maar tien procent van de buurten. En deze percentages veranderen nauwelijks over de tijd.
Sommige delicten zijn sterker geconcentreerd dan andere. Door de politie geregistreerde wapens en drugsdelicten concentreren zich duidelijk in een beperkt aantal buurten. Terwijl bijvoorbeeld vermogens- en geweldsdelicten het meest gespreid zijn.
In zijn algemeenheid kun je zeggen dat buurten waar typische jeugdcriminaliteit gepleegd wordt, de pleegbuurten, zich kenmerken door relatief veel horeca en winkels te hebben. In buurten met meer jeugdige verdachten wonen relatief meer jeugdige mannen, mensen met een migratieachtergrond en huishoudens onder het sociaal minimum. Belangrijker dan buurtkenmerken zijn de kenmerken van de verdachten zelf.
Als je naar de absolute aantallen kijkt, dan blijken buurten in grootstedelijke gebieden de meeste jeugdcriminaliteit te hebben. Relatief gezien is dat anders. Van buurten die van 2016 tot en met 2019 de meeste jeugdige verdachten per duizend leeftijdgenoten telden, is de top één procent zowel stedelijk als niet-stedelijk. Beleid dat zich enkel richt op grote steden doet andere gebieden dus tekort.