Jaarlijks 28 feiten toch naar het OM door aanpassen verjaringstermijn

Een wetswijziging, in werking getreden in 2013, die de vervolgingsverjaringstermijn van verschillende delicten afschaft dan wel verruimt, heeft ertoe geleid dat 190 feiten die mogelijk zouden zijn verjaard toch bij het Openbaar Ministerie zijn beland. Jaarlijks zijn dat gemiddeld 28 feiten waaronder zedenmisdrijven, mensenhandel, opzettelijke vrijheidsberoving, zware mishandeling, overvallen (diefstal met geweld/afpersing) en gewoontewitwassen. Dat blijkt uit het onderzoek Evaluatie Wet aanpassing regeling vervolgingsverjaring 2012 dat Bureau Ateno uitvoerde in samenwerking met onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen, in opdracht van het WODC.

Door de wetswijziging van 2013 verjaren misdrijven met een strafdreiging van ten minste twaalf jaar niet meer. Ook is de vervolgingsverjaring vervallen van een aantal specifieke zedenmisdrijven gepleegd tegen minderjarigen die een strafdreiging van tenminste acht jaar kennen. Tot slot is de verjaringstermijn van misdrijven met een strafdreiging van acht t/m tien jaar verlengd van twaalf naar twintig jaar.

Vervolgingsbeslissingen

Van de 190 feiten die het OM hebben bereikt, is in 20 gevallen vastgesteld dat ze anders verjaard zouden zijn. Van de overige feiten is dat niet met zekerheid vast te stellen. Bij 104 feiten heeft de officier de verdachten gedagvaard en daarvan zijn er 55 inmiddels door de rechter afgedaan. De rechter komt tot strafoplegging bij 38 van deze feiten, bij 16 feiten is er sprake van vrijspraak en voor de tenlastelegging van 1 feit is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard.

Redenen voor late insturen

De onderzoekers noemen drie redenen waarom feiten pas zoveel jaren na het plegen worden ingestuurd naar het Openbaar Ministerie. Vooral bij seksueel misbruik en mishandeling van minderjarigen doet het slachtoffer pas na vele jaren aangifte. Een andere reden is dat de verdachte pas na vele jaren in beeld komt. Dit geldt bijvoorbeeld bij zeden- en geweldsmisdrijven waarbij er sprake is van een DNA-match lang na de pleegdatum. Jaren nadat het misdrijf is gepleegd, wordt het profiel van de verdachte in de DNA-databank opgenomen en dan pas is er sprake van een match. De derde reden is dat de politie in de tijd terug rechercheert. Dit geldt bij gewoontewitwassen. De politie of de FIOD komt witwassen op het spoor en gaat zo ver mogelijk terug in de tijd; naar het punt waarop het witwassen aantoonbaar is gestart. Zonder de wetswijziging van 2013 was er dan sprake van verjaring voor een deel van de periode waarin het witwassen plaatsvond.