Flexibel cameratoezicht door gemeenten vaker ingezet

Cameratoezicht door gemeenten is flexibeler geworden. Dat blijkt uit de evaluatie van de wetswijziging van artikel 151c van de Gemeentewet. Dit wetsartikel is aangepast in 2016 om flexibel cameratoezicht mogelijk te maken voor handhaving van de openbare orde. Met ‘flexibel’ worden meer mobiele, makkelijker plaatsbare camera’s bedoeld, die niet aard- of nagelvast worden bevestigd aan gevels of op speciaal geplaatste palen. Het aantal gemeenten met cameratoezicht is flink gegroeid in de afgelopen vijftien jaar, mogelijk als gevolg van de mogelijkheid om flexibele camera’s in te zetten.

Naar schatting hebben tussen de 188 (53%) en 215 (61%) Nederlandse gemeenten vast of flexibel cameratoezicht op grond van artikel 151c van de Gemeentewet. Ten tijde van het vorige landelijke onderzoek uit 2009 was dat 28 procent van de gemeenten. Ruim een derde van alle gemeenten (35%) heeft de afgelopen vijf jaar (ook) besloten flexibel cameratoezicht toe te passen. Het uitgaanscentrum van steden is de plek waar de meeste gemeentelijke camera’s staan. Daarna volgen specifieke plekken met overlast, zoals winkelcentra en openbaarvervoerlocaties. In vergelijking met 2009 zetten gemeenten minder cameratoezicht in op bedrijventerreinen en in parkeergarages. Nieuw is het cameratoezicht rondom afvalcontainers. Nu is dat er in minimaal vijftien gemeenten, terwijl het in 2009 nog niet voor kwam.

Noodzaak en proportionaliteit van cameratoezicht

Gemeenten moeten een afweging maken tussen verschillende belangen en dienen de proportionaliteit van het cameratoezicht te onderbouwen. Het onderzoek laat zien dat dit in de meeste gemeenten inderdaad gebeurt. Volgens het subsidiariteitsbeginsel moeten eerst ‘lichtere’ maatregelen ingezet worden voordat cameratoezicht wordt toegestaan. Dat gebeurt in nagenoeg alle gemeenten. Er worden dan eerst maatregelen getroffen als extra surveillance door de politie, betere straatverlichting of samenwerking met jeugdwerk en straatcoaches.

Kenbaarheidsvereiste

Gemeenten moeten voorbijgangers en omwonenden ook actief informeren over de camera’s, het zogenoemde ‘kenbaarheidsvereiste’. De meeste gemeenten doen dat door borden te plaatsen in of rondom het cameragebied, door publicaties in lokale bladen of op de website of door het zichtbaar ophangen van de camera’s zelf. Overleg met bewoners, bezoekers en ondernemers voordat de camera’s worden geplaatst, is minder gebruikelijk.

Discussie over taakverdeling politie en gemeenten

De taakverdeling tussen gemeente en politie is onderwerp van discussie. De afgelopen jaren zijn regionaal verschillende werkwijzen ontstaan die niet altijd conform de wettelijke bepalingen zijn. De Nationale Politie heeft behoefte aan landelijke standaardisatie, terwijl gemeenten juist de behoefte hebben om lokale ‘gemeentelijke’ accenten te kunnen leggen. De politie is echter verwerkingsverantwoordelijk voor gemeentelijke camerabeelden (Wet politiegegevens). De rol van de politie bij de toezichtcentrales wordt nu op allerlei verschillende manieren vormgegeven: soms is de politie fysiek aanwezig, soms kijken ze op afstand mee. Ook gemeenten willen graag richtlijnen die laten zien hoe de wet geïnterpreteerd moet worden.

Nieuwe technologische mogelijkheden

Sommige gemeenten zien de kansen van nieuwe technologie, zoals automatische gezichtsherkenning of kunstmatige intelligentie. De discussie hierover moet op lokaal, gemeentelijk niveau worden gevoerd, maar de gemeenten hebben ook behoefte aan regelgeving op landelijk niveau. Door het gebrek aan landelijke kaders vinden veel gemeenten het te vroeg om nieuwe technologie in te voeren, terwijl de verwachting is dat nieuwe technologie kan bijdragen aan efficiënter en effectiever cameratoezicht en mogelijk zelfs privacy-vriendelijker cameratoezicht.