Leerervaringen Social Impact Bond ‘Werk na detentie’

Met een nieuwe financieringsvorm startte de overheid in 2016 een experiment om ex-gedetineerden te helpen met het vinden van betaald werk. Dat bleek ingewikkelder dan gedacht. Zo was het lastig om voldoende goed gemotiveerde kandidaten te werven. Daarnaast bleek maatwerk nodig vanwege de grote en veelomvattende problematiek van veel ex-gedetineerden. Bureau EMMA heeft in opdracht van het WODC een eindevaluatie uitgevoerd en beschrijft de lessen en leerervaringen van de Social Impact Bond (SIB) ‘Werk na detentie’.

De Social Impact Bond 'Werk na detentie' is een van de eerste SIB’s in Nederland waarbij de landelijke overheid betrokken is. Enkele private investeerders zijn daarin een samenwerking aangegaan met het ministerie van Justitie en Veiligheid. Het doel was om mensen die drie tot twaalf maanden gedetineerd zijn geweest, na hun vrijlating te begeleiden naar werk om zo hun recidive en het gebruik van uitkeringen te verminderen. Daarnaast wilden de deelnemende partijen ervaring opdoen met de financieringsconstructie: lukt het om op deze manier een maatschappelijk doel te realiseren?

Leerervaringen

De SIB ‘Werk na detentie’ heeft niet opgeleverd wat de samenwerkende partijen van tevoren hadden gehoopt: slechts 19 procent van de deelnemers, in plaats van de beoogde 60 procent, is naar duurzame arbeid begeleid. Recidivevermindering noch een verminderd gebruik van uitkeringen konden worden vastgesteld. Toch is de interventie voor ex-gedetineerden wel degelijk nuttig geweest. Door in te spelen op de gebleken zwaarte van de doelgroep en door maatwerk te leveren waar dat nodig bleek, zijn veel mensen geholpen. Alleen met heel andere dingen dan vooraf bedacht en afgesproken. Voor moeilijk bemiddelbare ex-gedetineerden ging het bijvoorbeeld meer om het op orde krijgen en houden van het leven na detentie dan om arbeidstoeleiding in strikte zin. De uitvoering van de SIB is daarmee anders verlopen dan de bedoeling was, met onbedoeld negatieve financiële consequenties voor de investeerders.

Stoppen of doorgaan?

De onderzoekers stellen dat bij het organiseren van de SIB meer gebruik had kunnen worden gemaakt van bestaande kennis over onder andere de doelgroep en de gestelde doelen. Daarmee hadden organisatorische problemen bij het werven van voldoende geschikte deelnemers mogelijk voorkomen kunnen worden en hadden meer realistische doelen kunnen worden gesteld. Daarnaast leidde de constructieve en welwillende opstelling van de betrokken partijen ertoe dat de rollen niet altijd even scherp bleven, met als gevolg dat ze elkaar daarop ook niet konden aanspreken. Toch is het project voortgezet, waardoor waardevolle inzichten zijn opgedaan voor toekomstige SIB’s.

De onderzoekers concluderen dat gedegen voorbereiding nodig is voor een ingewikkeld project als de SIB ‘Werk na detentie’. En dat het goed is om lopende het proces momenten in te bouwen voor reflectie: is het verstandig om in de bestaande vorm door te gaan of is het beter om het experiment aan te passen of te stoppen?

Toekomst SIB

Tussen de start van de SIB in 2016 en de eindevaluatie is er volgens de onderzoekers het nodige veranderd in het politieke en sociaal-maatschappelijke klimaat. Er is meer ruimte voor sociaal-maatschappelijk ondernemerschap, waarbij de focus is verschoven van output naar maatschappelijke impact. Bij toekomstige SIB’s zou meer aandacht welkom zijn voor het meten van die maatschappelijke impact. Toegepast op de SIB ‘Werk na detentie’ gaat het dan niet alleen om het meten van arbeidstoeleiding en recidive, maar ook om het vaststellen van zaken als toegenomen zelfredzaamheid, arbeidstevredenheid en algemeen welzijn.

De onderzoekers formuleren zeven aandachtspunten waarmee het ministerie bij een eventuele volgende SIB rekening zou kunnen houden:

  1. Kies, met voldoende kennis, voor een doelgroep waarbij er een reële verwachtingis dat de beoogde interventie helpt en zorgt voor innovatie, maar houd tegelijkertijd rekening met ‘voldoende’ risico voor de investeerders;
  2. Bepaal en hanteer realistische doelstellingen door middel van grondig ex-ante onderzoek;
  3. Hanteer een duidelijk omschreven interventie en voer die consequent uit;
  4. Houd tempo, zodat commitment niet wegloopt;
  5. Voorkom organisatorische moeilijkheden door te kiezen voor een juiste schaalgrootte;
  6. Bewaak de loop van het traject door (actie-)onderzoek en stuur op basis daarvan waar nodig het proces bij, of start dit opnieuw;
  7. Meet maatschappelijke impact ook met andere, ‘zachtere’, effect-indicatoren, zoals zelfredzaamheid en welzijn.