Om te voorkomen dat landen zoals Rusland of China toegang krijgen tot gevoelige kennis en technologie uit Nederland, is het van belang om degenen die toegang krijgen tot die kennis te controleren. Er is nu in kaart gebracht hoe Nederlandse kennisinstellingen en overheidsorganisaties personen controleren die worden toegelaten of aangesteld. Daaruit blijkt dat er een verschil is tussen studenten en werknemers en tussen EU- en niet-EU-burgers. Ook wordt er verschillend gekeken naar identiteits- versus academische documenten, zoals cv’s en referenties. Instellingen zelf zien amper risico’s voor wat betreft identiteits- en documentfraude, maar het is de vraag of zij hun blik voldoende richten op personen die handelen in opdracht van een ander land.
Dialogic onderzocht in opdracht van het WODC welke controles van identiteit en aangeleverde academische documenten nu plaatsvinden bij het toelaten of aanstellen van personen binnen een kennisinstelling. Aanleiding voor het onderzoek was de ontwikkeling van beleid om kennisveiligheid te vergroten en een screening van wetenschappers en studenten die in dat kader wordt geïntroduceerd. Dit om te voorkomen dat statelijke actoren toegang krijgen tot gevoelige kennis en technologie.
Verschillen tussen doelgroepen
Er zijn verschillen tussen de toelatingsprocedures voor studenten en medewerkers. Studenten schrijven zich in en worden in principe toegelaten als zij aan de toelatingseisen voldoen, terwijl de werving van medewerkers meestal via informele en academische netwerken verloopt. En om in Nederland te komen studeren of werken hebben niet-EU-burgers (ofwel derdelanders) een geldige verblijfsvergunning nodig, die niet nodig is voor Nederlanders en EU-burgers. Wel moeten zij ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen (BRP) van gemeenten. Hoe de stappen van werving en selectie tot start bij een kennisinstelling eruit zien, is in de infographic te zien. De nadere uitwerking en nuances staan in het rapport. Ook verschilt de mate waarin de checks plaatsvinden tussen de stappen en tussen de verschillende kennisinstellingen.
Beeld: © Rijksoverheid/Rob Acket
Academische documenten in veel mindere mate gecheckt
Documenten zoals diploma’s, cv’s en referenties worden in veel mindere mate gecheckt. Met name bij cv’s zijn de checks meer ingericht op de waarborging van de (wetenschappelijke) kwaliteit, dan de detectie van fraude. Voor studenten maken kennisinstellingen voor het waarderen en authentiseren van diploma’s gebruik van Nuffic, maar voor wetenschappers en onderzoekers worden deze en de cv’s nauwelijks formeel gecheckt. Hierbij is het devies dat de wetenschap elkaar kent en zichzelf corrigeert (‘ons kent ons’). Wetenschappers komen in veel gevallen uit de netwerken van de kennisinstellingen en de (academische) achtergrond is daarmee bekend.
Benutting uitkomsten onderzoek
De hierboven genoemde screening van wetenschappers en studenten wordt naar verwachting door Justis uitgevoerd. Zij kunnen de uitkomsten van dit onderzoek gebruiken om controles vorm te geven en te bepalen waar ze het best passen in het proces. Overigens zien zowel kennisinstellingen als de IND nauwelijks risico’s voor wat betreft identiteits- en documentfraude. Bij hen zijn ook geen gevallen hiervan bekend. Instellingen zien wel risico’s als het gaat om cybersecurity en AI, waarmee documenten makkelijker vervalst kunnen worden. Voor een statelijke actor is dit mogelijk minder relevant, omdat het voor een staat relatief eenvoudig kan zijn om iemand te voorzien van een vals identificatiebewijs en diploma. Het is daarom aan te bevelen om na te gaan of de procedures volstaan wanneer een statelijke actor betrokken is. De uitkomsten van een al voorgenomen vervolgonderzoek naar inzichten over identiteits- en documentfraude in de literatuur en praktijkzaken kunnen hier mogelijk bij gebruikt worden.