In 1977 gijzelden vier gewapende Molukse jongeren leerlingen en leraren van een lagere school in Bovensmilde. Die gijzeling  heeft verschillende langetermijngevolgen gehad voor een deel van de getroffenen. De aard en ernst van deze gevolgen lopen uiteen. Uit onderzoek blijkt dat een meerderheid van de bevraagde getroffenen vindt dat de overheid te weinig hulp en erkenning heeft geboden na de gijzeling. Er is in kaart gebracht welke behoeften er nu nog leven onder getroffenen. Ongeveer een op de vijf bevraagden heeft nog behoefte aan zorg of ondersteuning. De behoefte aan erkenning leeft bij een veel grotere groep. De onderzoekers raden aan oog te hebben voor deze uiteenlopende behoeften bij maatregelen die het herstel bij getroffenen moeten bevorderen.

Lees hier de publiekssamenvattingLees hier het volledige rapport

Sommige getroffenen van de gijzeling kampen na bijna 50 jaar nog steeds met traumatische herinneringen. Een van de gegijzelden vroeg bij de Tweede Kamer aandacht voor de gevolgen die een deel van de getroffenen nog ervaren. Deze oproep leidde tot het project Erkenning en Ondersteuning Getroffenen Bovensmilde vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid. Om de projectgroep te informeren over de aard en omvang van de langetermijngevolgen en welke behoeften er bestaan aan erkenning en steun aan de getroffenen, is onderzoek gedaan. Het is uitgevoerd door ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum, in opdracht van het WODC.

Langetermijngevolgen gijzeling

Zowel gegijzelden zelf, als hun naasten en overige getroffenen zijn bevraagd in het onderzoek. De langetermijngevolgen zijn vooral bij de eerste groep zichtbaar. Een meerderheid van de gegijzelde leerlingen die deelnamen aan het onderzoek is of ontevreden of heeft gemengde gevoelens over hun mentale gezondheid. Bijna een kwart ervaart ernstige posttraumatische klachten. Die hebben ook een negatieve invloed op hun werkvermogen en sociaal functioneren. Een klein deel van de bevraagde getroffenen raakte (deels) arbeidsongeschikt of kampt met spanningen binnen het gezin. Er werden ook langetermijngevolgen bij naasten gerapporteerd. Bij sommige naasten en overige getroffenen was er ook sprake van positieve langetermijngevolgen, zoals meer maatschappelijke inzet.

Beeld: © Pixabay

Mate van behoefte aan ondersteuning en erkenning

Alhoewel vrijwel alle gegijzelde leerlingen rapporteerden destijds nauwelijks of geen steun te hebben ervaren vanuit overheid, gemeente en hulpverleners, hebben de meesten van hen momenteel ofwel geen behoefte aan professionele steun ofwel die al ontvangen (78%). Bijna een op de vijf heeft wel behoefte aan ondersteuning, vooral aan hulp bij het omgaan met posttraumatische klachten, zoals angstaanvallen. Ook één op de zes naasten heeft behoefte aan ondersteuning. Daarbij gaat het om ondersteuning voor het verwerken van de weerslag van de gijzeling op henzelf of steun bij het omgaan met de klachten van hun dierbare.

De meeste (86%) bevraagde gegijzelden voelen zich momenteel niet gewaardeerd door de overheid. Naast dat zij zich in de steek gelaten voelden vanwege de tekortkomingen in de nazorg, zien zij dat de overheid een rol heeft gehad in de aanleiding van de gijzeling door de manier waarop zij de Molukse gemeenschap in Nederland behandelde. Ook voelt bijna de helft (47%) zich niet erkend als slachtoffer van de schoolgijzeling door de samenleving en een derde niet door eigen familie en directe omgeving. Wel is er in de meeste gevallen (veel) waardering voor partners en lotgenoten.

Aanbevelingen vanuit onderzoek

Op basis van dit onderzoek zijn vijf aanbevelingen geformuleerd op de domeinen zorg en ondersteuning, erkenning, en verhoudingen tussen gemeenschappen. Deze aanbevelingen zijn gericht op het bevorderen van herstel bij getroffenen, die daar behoefte aan hebben, met oog voor hun uiteenlopende behoeften en perspectieven.

  1. Richt een steunpunt in voor getroffenen waar zij terecht kunnen voor onder andere psychische en praktische hulp, eventueel ook vanuit lotgenoten.
  2. Stel een praktische handreiking op met informatie over de achtergronden van de gijzeling, de gevolgen en welke bejegening passend is. Deze is voor zowel professionals, zoals huisartsen, als voor getroffenen zelf ter ondersteuning bij gesprekken met hulpverleners.
  3. Richt een informatie- en herinneringspunt in, met betrouwbare gegevens over de gijzeling, persoonlijke verhalen en onderwijsmateriaal. Dit draagt bij aan publieke erkenning.
  4. Erken als overheid dat, ondanks de inspanningen van toen en met de kennis van nu, de nazorg destijds tekort is geschoten en verken of een financiële tegemoetkoming, samen met publieke erkenning, passend is voor getroffenen met langdurige klachten. Neem daarnaast de betekenis van monumenten serieus door zorg te dragen voor het onderhoud, en samen met betrokkenen het beheer en instandhouding van eventuele nieuwe monumenten vorm te geven.
  5. Ondersteun herstelgerichte initiatieven tussen de Molukse en Nederlandse gemeenschap voor wie daaraan behoefte heeft. Respecteer dat niet iedereen verbinding wil, maar maak deze wel mogelijk voor wie er wel behoefte aan heeft.