Hoe langer de periode is dat iemand na een veroordeling niet opnieuw de fout ingaat, hoe minder groot de kans dat hij dat alsnog zal doen. Na tientallen jaren is het recidiverisico minder dan 1 procent. Dat blijkt uit onderzoek van het WODC. De onderzoekers vinden alleen dat hieruit nog geen conclusies kunnen worden getrokken wat betreft het herzien van terugkijktermijnen voor een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). Er is namelijk nog niet gekeken naar recidive binnen bepaalde beroepsgroepen of functies. Zij adviseren om dit nog nader te onderzoeken.
Beeld: © Rijksoverheid
Bij de aanvraag van VOG staat een zorgvuldige afweging tussen bescherming van de maatschappij en het belang van de VOG-aanvrager voorop. Als iemand lang genoeg niet opnieuw de fout is ingegaan, dan kan ondanks een strafrechtelijk (ver) verleden toch een VOG afgegeven worden. Om dit risico zichtbaar te maken, heeft het WODC met statistische (voorspellings)modellen de recidiverisico’s gedurende 40 jaar weergegeven voor verschillende misdrijven. Hierbij wordt rekening gehouden met eventuele periodes dat men in detentie zit.
Het risico op soortgelijke recidive (bijvoorbeeld, een zedenmisdrijf volgend op een eerder zedenmisdrijf) is het grootst in de jaren na een veroordeling of vrijheidsstraf. Wanneer crimineel gedrag jaar na jaar uitblijft, neemt het risico in het volgende jaar steeds verder af. Na 10, 20 of 40 jaar van geen crimineel gedrag, dan is dit risico nog maar een fractie van een procent. Wel zijn er verschillen tussen misdrijven: bij vermogensmisdrijven (zoals diefstal) is het risico in het eerste jaar meer dan 10%, terwijl dit bij zedenmisdrijven nog geen 2% is. Op de langere termijn lopen de risico’s van misdrijven steeds meer naar elkaar toe.
Maar, deze inzichten kunnen momenteel nog niet leiden naar een robuuste wetenschappelijke onderbouwing voor (herziene) terugkijktermijnen. In het huidige onderzoek is het onder andere niet mogelijk geweest om te kijken naar recidive binnen specifieke beroepsgroepen of functies. Omdat het bijvoorbeeld aannemelijk is dat mensen in de financiële sector meer middelen en mogelijkheden hebben om fraude te plegen, zijn algemene recidivetrends niet noodzakelijk representatief voor de werkelijke risico’s op crimineel gedrag binnen specifieke beroepen of functies.
Het WODC raadt aan om bij een volgende stap naar een wetenschappelijke onderbouwing van terugkijktermijnen deze (en andere) beperkingen te ondervangen, om zo tot een betere inschatting te komen van de kans op crimineel gedrag na een VOG-aanvraag.
Bij dit rapport schreef het WODC deze aanbiednota.