In de Monitor Jeugdcriminaliteit (MJC) of in deelonderzoeken vinden met regelmaat inhoudelijk verdiepende studies plaats. Door het onderzoeken van specifieke type delicten of bepaalde groepen jeugdigen kan de feitelijke omvang van het delict of de groep in kaart worden gebracht. Daarmee leveren de onderzoeken handvaten voor de persoonsgerichte aanpak van jeugdcriminaliteit. Ook dragen ze bij aan een breed inzicht in de ontwikkelingen van de jeugdcriminaliteit.
Laatste update: december 2023
Recent verschenen verdiepende onderzoeken
Juli 2024
Joris Beijers, Lise Prop en André van der Laan
In voorgaand onderzoek naar ontwikkelingen in ernstig geweld door jeugdigen is geconstateerd dat het aantal voor ernstig geweld veroordeelde jeugdigen met zo’n twee derde is afgenomen tussen 2004 en 2022. Wel is er in de periode 2016 tot en met 2021 onder andere sprake van een toename in het aantal veroordelingen voor een specifieke vorm van ernstig geweld te weten (veelal poging tot) doodslag onder minderjarigen (12 tot 18). Om beter zicht te krijgen in de toename van (poging-tot-) doodslagzaken, is in dit onderzoek aan de hand van vonnisanalyse uitgezocht wat de kenmerken zijn van de betreffende zaken uit het jaar 2016, het jaar met opvallend weinig veroordelingen onder jeugdigen, en uit het jaar 2021, een jaar met meer veroordelingen.
De bevindingen van dit onderzoek schetsen een beeld van de kenmerken van doodslagzaken waarvoor jeugdigen in 2016 of 2021 zijn veroordeeld. Een opvallend verschil tussen zaken uit 2016 en 2021 is dat er in zaken uit 2021 vaker sprake was van messengeweld dan bij zaken uit 2016. Het ging hierbij met name om een toename in het aantal minderjarige jongens dat gestoken had met een mes in het kader van een ruzie, vaak met een leeftijdsgenoot. Het is niet duidelijk in hoeverre dit wijst op een trend in de maatschappij of op veranderingen in het registreren en/of kwalificeren van feiten. De aandacht voor messengeweld is in deze periode immers ook toegenomen.
Bekijk het rapport Jeugdige veroordeelden voor (poging) doodslag: 2016 en 2021 vergeleken
december 2023
Joris Beijers, Nikolaj Tollenaar en André van der Laan
In de Monitor Jeugdcriminaliteit (MJC) 2023 wordt geconstateerd dat de geregistreerde jeugdcriminaliteit over de langere termijn is afgenomen. In recente jaren is sprake van een stabilisatie of stijging bij sommige misdrijven, waaronder enkele ernstige geweldsmisdrijven. In dit verdiepende onderzoek is uitgezocht welke ontwikkelingen zich voor doen in de jaren 2010 tot en met 2021 in (ernstige) geweldscriminaliteit waarbij jeugdigen zijn betrokken.
Het onderzoek laat zien dat er sprake is van een daling in het aantal jeugdigen dat is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf in de periode 2010 tot en met 2021. Een daling is ook zichtbaar bij de ernstige geweldsmisdrijven (poging tot) zware mishandeling, doodslag en moord. Wel is deze daling minder sterk dan voor geweld in het algemeen, en in recentere jaren is zelfs sprake van een stabilisatie onder jongvolwassenen en een stijging bij minderjarigen. Zo is er tussen 2018 en 2021 vooral een stijging in het aantal minderjarige jongens dat schuldig is bevonden aan een ernstig geweldsmisdrijf, en met name in de grootste vier steden. Bij dit type misdrijven gaat het merendeels om een poging.
Het is de vraag of deze ontwikkeling zich doorzet, ook gezien een door het OM gemelde afname in het aantal minderjarige verdachten van ernstig geweld in 2022. Daarnaast is het de vraag wat er achter deze ontwikkeling zit. Dit laatste wordt voor het misdrijf doodslag uitgezocht in een vervolgonderzoek, waarbij op basis van vonnisanalyse delict- en daderkenmerken van doodslagzaken uit 2016 en 2021 vergeleken worden.
Bekijk het rapport Ontwikkelingen in ernstig geweld door jeugdigen in de periode 2010 tot en met 2021
Maart 2023
Rik Beerthuizen, Charlie Stoeldraaijer, Kirti Zeijlmans, Anne-Marie Slotboom en André van der Laan
Dit is een verkennend onderzoek. De resultaten zijn indicatief en niet zonder meer te generaliseren naar alle delinquente meisjes en jonge vrouwen (leeftijd 12 t/m 27 jaar). Naar voren komt dat zowel jongens als meisjes vaker zeggen zelf betrokken te zijn bij delicten dan dat zij daadwerkelijk bij de politie in beeld zijn als verdachte, maar bij meisjes is dit verschil groter dan bij jongens. Verder verschillen meisjes en jongens in het type delict dat ze plegen. Meisjes zijn bijvoorbeeld minder vaak betrokken bij geweldsdelicten. Volgens professionals hebben ze daarnaast mogelijk ook een andere rol bij het plegen van delicten dan jongens. Verder lijken er verschillen in bejegening te zijn. Het komt voor dat meisjes die als verdachte in beeld zijn anders worden bejegend dan jongens. Deels komt dit doordat meisjes zich anders opstellen in het contact met professionals (kwetsbaarder, communicatiever en meer open ten opzichte van het delict en de context ervan). Deels is dit ook te relateren aan het gedrag van professionals die aangeven soms meer moeite te doen om bij meisjes die verdachte zijn een veilige sfeer te creëren.
Bekijk het rapport Meisjescriminaliteit.
November 2022
Nikolaj Tollenaar, Joris Broere en André van der Laan
In dit onderzoek is onderzocht of en waar op buurtniveau de door de politie geregistreerde jeugdcriminaliteit zich concentreert, welke veranderingen zich daarin voordoen over de tijd en welke buurtkenmerken samenhangen met een dergelijke concentratie. Het gaat hierbij zowel om de buurten waar delicten door jongeren worden gepleegd, als de buurten waar jeugdige verdachten wonen. Naar voren komt dat de jeugdcriminaliteit die de politie registreert in de meeste Nederlandse buurten niet of nauwelijks voorkomt: een kwart van de geregistreerde jeugdcriminaliteit vindt plaats in 1% van de buurten. Kijk je naar de woonbuurten van jeugdige verdachten dan blijken de meeste daarvan in grote steden te wonen. Toch bestaat de top-1% van buurten ook uit niet-stedelijke woonbuurten. Beleid dat zich alleen richt op grote steden doet andere gebieden dus tekort.
Bekijk het rapport Woon- en pleegbuurten van geregistreerde jeugdcriminaliteit.
Mei 2021
René Hesseling, Albert Harteveld en Brigitte Bloem (Nationale Politie)
Uit onderzoek blijkt dat jongeren zich bezighouden met allerlei vormen van cyber- en gedigitaliseerde criminaliteit. In de Monitor Zelfgerapporteerde Jeugdcriminaliteit (MZJ) 2020 rapporteert 19,5% van de minderjarigen en 15% van de jongvolwassenen daderschap hiervan. Op basis van politie- en justitiestatistieken was er echter nog niets of nauwelijks iets bekend over het aantal bij de politie bekende jeugdige verdachten van deze delicten. De reden daarvoor is de wijze van registreren van misdrijven bij de politie.
Op basis van een door de politie ontwikkelde Landelijke Cybercrime Query (LCQ) is het wel mogelijk om meer zicht te krijgen op verschijningsvormen van cybercriminaliteit en de bekend geworden (jeugdige) verdachten. Daaruit blijkt dat in de periode januari 2019 tot juli 2020 1.589 unieke verdachten zijn geregistreerd voor een vorm van cybercriminaliteit. Iets meer dan de helft (n=805) bestaat uit jeugdigen (50,7%). Van alle cyberverdachten is bijna 14% minderjarig (12- tot 18-jarigen) en 37% is jongvolwassen (18- tot 23-jarigen). In de eerste helft van 2020 zijn ongeveer evenveel jeugdige verdachten geregistreerd als over het hele jaar 2019. Deze stijging is waarschijnlijk een gevolg van de toename van online activiteiten door COVID-19 en een daarmee samenhangende stijging van cybercriminaliteit. Gerelateerd aan de bevolkingsomvang gaat het op basis van het aantal verdachten in 2019 om 0,20 jeugdige verdachten per 1.000 leeftijdsgenoten. Voor de groep minderjarigen gaat het om 0,10 verdachten per 1.000 leeftijdsgenoten en voor de jongvolwassenen betreft het 0,31 verdachten per 1.000 leeftijdsgenoten. Vergeleken met de verdachten van 23 jaar of ouder zijn veel meer jeugdige verdachten betrokken bij fraude/oplichting en chantage/afpersing. Ze zijn ook vaker verdachte als het gaat om de persoonsgerichte cyberdelicten (smaad, laster, bedreigingen) gericht op vrienden of kennissen.
Lees hoofdstuk 7 van de MCJ 2020 over jeugdige verdachten van cyberdelicten.
Mei 2021
Kirti Zeijlmans en André van der Laan
Het aantal jeugdige cyberzaken neemt zowel bij het Openbaar Ministerie (OM) als bij de rechterlijke macht toe. Desondanks gaat het slechts om een beperkt aantal zaken per jaar en blijft het een klein niet-representatief gedeelte van cyberdelicten in het algemeen.
Het OM heeft in 2019 jeugdige cyberzaken relatief vaak afgedaan met een technisch sepot. Zo’n besluit wordt genomen wanneer verwacht wordt dat vervolging niet tot een veroordeling zal leiden. Daarentegen heeft de rechter voor cyberfeiten verhoudingsgewijs minder vaak tot vrijspraak besloten dan in eerdere jaartallen. Dat duidt op een betere afstemming tussen het OM en de rechter over de vereiste bewijslast.
Verder lijken cyberzaken complexer geworden: ze worden vaker behandeld door de meervoudige kamer en vertonen meer verwevenheid met niet-cyberfeiten, zowel traditioneel als digitaal. Deze niet-cyberfeiten kunnen worden gebruikt als voorwerk om het cyberfeit te kunnen plegen of worden mogelijk gemaakt door het plegen van het cyberfeit. De jeugdige cyberzaken die voor de rechtbank verschijnen, lijken vooral de zwaardere delicten te zijn, voornamelijk met een financieel motief, waarbij de jeugdige cyberdader niet noodzakelijk in het bezit hoeft te zijn van sterke IT-vaardigheden.
De straffen en maatregelen voor cyberfeiten zijn divers, maar lijken vooral verklaard te worden door dezelfde aspecten als bij traditionele delicten: variatie in type feiten, frequentie en duur van het delict en de mate van professionaliteit.
Lees hoofdstuk 8 van de MJC 2020 over strafrechtelijke uitspraken jeugdige cybercriminelen.
Beeld: © Shutterstock
Eerdere verdiepende WODC MJC onderzoeken (selectie)
- Beerthuizen, M. G. C. J., van Leijsen, E. M. C., & Van der Laan, A. M. (2019). Risico- en beschermende factoren in de kindertijd en vroege adolescentie voor high impact crime in de latere adolescentie en jongvolwassenheid. Den Haag: WODC.
- Rokven, J., Weijters, G., & Van der Laan, A. M. (2017). Jeugddelinquentie in de virtuele wereld. Een nieuw type daders of mogelijkheden voor traditionele daders. Den Haag: WODC.
- Van der Laan, A.M. en Blom, M. (2011). Meer jeugdige verdachten maar waarom? Den Haag: WODC.
- Van der Laan, A.M. en Blom, M. (2006). Jeugddelinquentie: risico’s en bescherming. Den Haag: WODC.