Knelpunten bij lange doorlooptijden door professioneel verschoningsrecht onderzocht

Getuigen in strafzaken die specifieke geheimhoudersberoepen uitoefenen (zoals artsen, geestelijken, advocaten en notarissen) kunnen een beroep doen op hun professioneel verschoningsrecht. Betrokkenen bij de opsporing en vervolging mogen in dat geval bij deze personen in beslag genomen stukken niet inzien. De bezwaarprocedure (waarin vaak discussie wordt gevoerd over de rechtmatigheid en de reikwijdte van het professioneel verschoningsrecht) duurt vaak lang en zorgt ervoor dat vertraging ontstaat in strafzaken. Knelpunten zijn onder meer dat in beslag genomen materiaal door digitalisering steeds omvangrijker is geworden en dat medewerkers die beroepen op het professioneel verschoningsrecht behandelen onvoldoende kennis hebben van het wettelijk kader. 

Significant APE (in samenwerking met de Universiteit Utrecht) onderzocht in opdracht van het WODC wat de aard, omvang en doorlooptijden van de beroepen op het professioneel verschoningsrecht zijn en wat de gevolgen van substantiële doorlooptijden zijn voor strafrechtelijk onderzoek. Indien een geheimhouder een beroep heeft gedaan op zijn of haar verschoningsrecht, en de officier van justitie desondanks inzage wil in de betreffende stukken, is het in eerste instantie aan de rechter-commissaris hier een beslissing over te nemen. De verschoningsgerechtigde en de officier van justitie kunnen vervolgens beiden beklag indienen tegen deze beslissing bij de raadkamer van de rechtbank en daarop cassatie instellen bij de Hoge Raad.

Wettelijke termijnen niet gehaald

Beroepen op het professioneel verschoningsrecht komen vooral voor bij strafrechtelijke onderzoeken op financieel-economisch gebied. Meer dan de helft van de bestudeerde zaken is gekoppeld aan vermogensmisdrijven. Het overgrote deel van de functionarissen dat een beroep doet op het professioneel verschoningsrecht in de zaken die tot aan de Hoge Raad komen zijn advocaten (65 procent). Het indienen van het klaagschrift tot aan de uitspraak van de raadkamer duurt in de onderzochte zaken gemiddeld 223 dagen (ruim 7 maanden). De wettelijke termijn voor deze beslissing is 30 dagen. Bij de Hoge Raad moet de beslissing binnen 90 dagen vallen. In werkelijkheid betrof de tijd tussen binnenkomst bij de Hoge Raad en de uitspraak gemiddeld 168 dagen. In deze gemiddelden zit een aantal zaken met hele lange doorlooptijden. Uit de interviews en besproken casussen blijkt dat dit kan zorgen voor veel vertraging in strafrechtelijk onderzoek.

Knelpunten

Uit interviews die de onderzoekers gehouden hebben over de oorzaken van de vertraging blijkt dat medewerkers van de betrokken instanties relatief weinig te maken krijgen met het verschoningsrecht, waardoor er weinig kennisopbouw over werkwijze en wettelijk kader plaatsvindt. Daarnaast zijn door digitalisering de beslagen zeer omvangrijk geworden. Het filteren van de verschoningsgerechtigde stukken is daarom een tijdrovende werkzaamheid geworden, waar het kabinet rechter-commissaris niet op is ingericht. Daarnaast bestaan er nog altijd onduidelijkheden over de procedure en de reikwijdte van het verschoningsrecht. Volgens de onderzoekers kunnen er verbeteringen worden bereikt in de doorlooptijden zonder de wet te wijzigen. Zo zou het kennisniveau van betrokken partijen kunnen worden verhoogd, bijvoorbeeld door het verschoningsrecht als werkgebied te beleggen bij specifieke medewerkers. Daarnaast loopt er een initiatief om gerichter stukken en gegevens in beslag nemen door de inzet van Artificial Intelligence. 

Correctie 31 maart 2021: In januari verscheen op de website van het WODC het rapport: ‘Beroepen op het professioneel verschoningsrecht. Doorlooptijden en gevolgen voor strafrechtelijk onderzoek.’ Na het verschijnen van het rapport bleek een passage in de tekst aanleiding te kunnen geven tot verwarring. Het betreft de vraag in hoeverre het voor de officier van justitie mogelijk is om in beroep te gaan tegen een beslissing van de rechter-commissaris inzake de inbeslagneming van stukken waartoe de verschoningsgerechtigde geen toestemming verleende. Tegen deze beslissing kan de officier niet in beroep gaan op grond van artikel 98 Sv.. De tekst van de betreffende passages is aangepast.