Versterking aanpak ondermijnende criminaliteit onderzocht

Er wordt enthousiast en met veel betrokkenheid samengewerkt om ondermijnende criminaliteit tegen te gaan, maar de basis van de aanpak is kwetsbaar. Dit komt bijvoorbeeld doordat het leunt op een beperkt aantal gedreven en kundige individuen binnen een project. Om te komen tot een multidisciplinaire integrale aanpak moet op landelijk niveau de randvoorwaarden worden gecreëerd en verstevigd. Dit blijkt uit onderzoek dat in opdracht van het WODC is uitgevoerd door de Universiteit Maastricht en de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Het kabinet heeft in 2019 extra financiële middelen beschikbaar gesteld, de zogeheten ondermijningsgelden, waarmee regionale en landelijke partijen projecten hebben opgestart. Deze versterkingsbeweging loopt tot en met 2021. In dit tussenrapport wordt een beeld gegeven van de inzichten van de onderzoekers tot dusver over het verloop van de versterkingsbeweging en de projecten daarbinnen. De onderzoekers hebben 126 projecten geïnventariseerd, waarvan ze er dertien van dichtbij hebben gevolgd.

Verder bouwen op bestaande kennis

De kans op succes in een project neemt toe wanneer wordt geleund op bestaande wetenschappelijke inzichten en praktijkbevindingen. Bij verschillende projecten gebeurt dat, maar sommige projecten gebruiken bestaande kennis en inzichten nauwelijks of niet. Opvallend is verder dat veel projecten weinig aandacht hebben voor de internationale aspecten van ondermijnende criminaliteit. Dat staat haaks op de internationale aard van bijvoorbeeld drugscriminaliteit. Bij diverse projecten is er een verschil in kennis en expertise tussen de samenwerkingspartners, waarbij de een meer voorwerk heeft gedaan dan de ander en sneller of anders uit de startblokken schiet. Ook is er niet altijd sprake van een gedeelde visie op de aard en ernst van de problematiek. Bij verschillende projecten worden uitdagingen ervaren inzake informatiedeling, bijvoorbeeld door privacybeperkingen of doordat de informatiedeling tussen overheid en private partijen nog versterking behoeft.

Capaciteit is kwetsbaar

De capaciteit die nodig is, verschilt per project. Er zijn projecten die door één persoon worden uitgevoerd en er zijn programma’s waar tientallen mensen bij betrokken zijn en die bestaan uit allerlei sub-projecten en proeftuinen. Grote projecten lijken door de ambitie en diverse uitdagende deelonderwerpen alsmaar uit te dijen en dit zet de beschikbare capaciteit onder druk. Voor de betrokkenen zijn de projecten vaak extra taken die naast de reguliere werkzaamheden komen. Daardoor komt het veelal aan op gedrevenheid van de betrokkenen, wat de capaciteit kwetsbaar maakt.

Besef doorgedrongen, maar pessimisme over werkelijk effect

De urgentie en de wil om samen te werken binnen en tussen projecten wisselt. Ook het draagvlak op bestuurlijk en leidinggevend niveau verschilt tussen de projecten. Toch overheerst volgens betrokkenen het gevoel dat de versterkingsbeweging ertoe heeft geleid dat het besef over de ernst van ondermijnende criminaliteit overal is doorgedrongen. Wel is over de gehele linie van de versterkingsbeweging een zeker pessimisme zichtbaar over de mate waarin de ondermijnende criminaliteit daadwerkelijk een slag wordt toegebracht. Evengoed concluderen de onderzoekers dat er in relatief korte tijd veel in gang is gezet, dat juridische barrières zijn overbrugd en dat werkwijzen en interventies ontwikkeld zijn die op langere termijn hun vruchten kunnen afwerpen.