Na proef met korte wapenstok: lessen voor regeling uitrusting boa's

In tien gemeenten zijn buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) bij wijze van proef bewapend met een korte wapenstok. Het wapen zou de veiligheid van de handhavers moeten vergroten. In opdracht van het WODC hebben PLATO (Universiteit Leiden), Ockham IPS en ISGA de proef geëvalueerd. De lessen die zij daaruit trekken kunnen worden meegenomen in nieuwe regels voor bewapening en uitrusting van boa’s.

Steeds vaker zijn, naast de politie, ook gemeentelijke handhavers zichtbaar in de openbare ruimte. Deze buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) mogen optreden bij bijvoorbeeld overlast en andere feiten in de openbare ruimte die de leefbaarheid aantasten. In de afgelopen jaren is in veel gemeenten het takenpakket van boa’s verbreed, en is het aandeel van taken met een handhavingskarakter aanzienlijk toegenomen. Het uitbreken van de COVID-19-pandemie heeft deze trend verder versterkt door inzet van boa’s op bijvoorbeeld handhaving van afstand houden, avondklok, horecanaleving en alcoholverboden.

Voorgenomen regeling

De veiligheid van boa’s bij de uitoefening van hun taken is de afgelopen jaren vaak onderwerp van gesprek. De minister van Justitie en Veiligheid wil daarom nieuwe regels opstellen voor bewapening en uitrusting van boa’s, waarin meer ruimte wordt geboden aan een lokale afweging van de veiligheidsrisico’s. Als voorbereiding daarop is in 2021 bij wijze van proef de mogelijkheid geboden aan tien gemeenten voor uitrusting met de korte wapenstok in de geest van deze voorgenomen regeling. De evaluatie van de proef dient om de lokale beleidskeuzes, aanpakken en de opgedane ervaringen hiermee systematisch in te kaart brengen.

Aandachtspunten

Op basis van de bevindingen in de evaluatie formuleren de onderzoekers de volgende aandachtspunten voor de manier waarop de wapenstok kan worden ingevoerd:

  • Genoeg tijd nemen voor gedegen voorbereiding en planning van lokale aanpak
    Dit biedt een kans om de samenwerking en verantwoordelijkheden van handhavingsteams en politie scherp te definiëren als basis voor samenwerking.
  • Faciliteren van geregeld overleg op de diverse niveaus
    Heldere afwegingscriteria vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid kunnen duidelijkheid bieden in rollen en verantwoordelijkheden. Maar ook een heldere procedure voor het vinden van oplossingen als de meningen te zeer verschillen. Bijvoorbeeld via het landelijk platform voor direct toezichthouders, dat er tijdens de pilot was.
  • Verankeren samenwerking met de politie
    Het samen oppakken van (nieuwe) taken, overleggen over de taakafbakening en de overlap tussen taken zijn daarbij belangrijk. Het organiseren van gezamenlijke training kan de samenwerking versterken en bijdragen aan verdere professionalisering van de handhavingsteams.
  • Kennisdeling bij ontwikkeling van lokale visie op uitrusting van boa’s
    Gemeenten hebben behoefte om met andere gemeenten van gedachten te kunnen wisselen, te leren en soms aanvullende sturing en richtlijnen te krijgen.
  • Tijdig starten van voorbereiding van de administratieve afhandeling
    Het is aan te bevelen de Dienst Justis (Justis) als uitvoeringsorganisatie tijdig te betrekken. Ook is helderheid nodig over de rol van andere betrokkenen bij het toekennen van geweldsbevoegdheden (werkgevers, VNG, toezichthouders, politie, de betrokken beleidsdirectie van het ministerie, Dienst Justis).
  • Meer uniforme aanpak van melding en registratie van geweldsinzet
    Een eenvoudig registratiesysteem is nodig, maar ook het verbeteren van meldings- en registratiediscipline. Een landelijke richtlijn kan uniformiteit stimuleren, zodat de verzamelde data voldoende informatie geven om daaruit conclusies te kunnen trekken.
  • Nadenken over de kwalificatie zelfverdediging bij taakuitvoering
    Wettelijk gezien kunnen toegekende geweldsmiddelen alleen worden aangewend voor de uitoefening van bevoegde taken. Dit werpt de vraag op of boa’s de wapenstok kunnen gebruiken uit zelfverdediging, wanneer zij te maken hebben met onverwachte agressie. De voorgenomen nieuwe regeling kan duidelijkheid scheppen over een rechtmatige inzet.
  • Herijken van praktische invulling leefbaarheidscriterium
    Gemeenten categoriseren handhavingstaken niet altijd op een vergelijkbare manier. Ook is er sprake van een verbreding van het takenpakket van boa’s. Een concretisering van het (landelijke en lokale) leefbaarheidscriterium is nodig om duidelijk te maken wat de relatie is tussen de definitie van taken, de gekozen handhavingsinzet, en de te bieden uitrusting.
  • Lokale lessen ten aanzien van werving en selectie
    De introductie van de korte wapenstok vereist een expliciet werving- en selectiebeleid op gemeentelijk niveau. Daarnaast is een helder stelsel van eisen nodig voor het professionaliseringstraject van handhavingsteams. En bepaalde minimumeisen voor het dragen van de korte wapenstok.
  • Aanvullende praktische training met aandacht voor de-escalerend optreden
    Extra aandacht dient te worden besteed aan de bekendheid onder betrokken partijen met de meer juridische aspecten, zowel op het gebied van aansprakelijkheid van boa’s als van werkgevers.