Deelevaluatie weigeraanpak: weinig effect verwacht op het niet meewerken van verdachten

Als verdachten van een strafbaar feit weigeren mee te werken aan een gedragskundig onderzoek, kan het zijn dat de rechter onvoldoende informatie heeft om verplichte behandeling, zoals een tbs-maatregel, op te leggen. Om het aantal weigeraars en de gevolgen van weigeren terug te dringen, zijn verschillende maatregelen genomen: de zogenoemde weigeraanpak. In 2019 zijn hierop een aantal maatregelen en wetswijzigingen doorgevoerd. Regioplan evalueerde een deel hiervan in opdracht van het WODC. Daaruit blijkt dat van de wijzigingen weinig effect wordt verwacht op het weigeren.

Er is een WODC-onderzoeksprogramma om de totale weigeraanpak te evalueren. In dit deelonderzoek zijn vier van de in totaal acht maatregelen uit de weigeraanpak deels geëvalueerd. De overige deelonderzoeken naar de weigeraanpak en een conclusie op basis van alle bevindingen verschijnen later dit jaar en zullen meer licht werpen op de resultaten en effecten van de weigeraanpak als geheel.

Weinig meerwaarde verwacht Regeling weigerende observandi

Deze nieuwe regeling maakt het mogelijk om in bepaalde gevallen zonder toestemming van de verdachte en na advies van een speciale adviescommissie bestaande medische gegevens op te vragen voor gedragskundig onderzoek. Het onderzoek laat zien dat de meerwaarde van de regeling beperkt wordt geacht. Sinds de inwerkingtreding eind 2019 is de regeling slechts één keer ingezet. Dit heeft mogelijk te maken met knelpunten in de toepassing van de regeling, zoals achterhalen van de gegevens van de behandelaar en de langere duur van de rechtszaak voor een verdachte. Ook is de doelgroep voor deze regeling niet zo groot. Bij de meeste verdachten zijn er andere mogelijkheden om informatie te verzamelen in het gedragskundig onderzoek. Bijvoorbeeld gedragsobservatie tijdens het verblijf in het Pieter Baan Centrum of eerder opgestelde gedragskundige rapportages.

Geen effect voor uitvoering door aanpassingen artikel 37a Sr

De tweede en derde maatregel zijn wijzigingen in artikel 37a Wetboek van Strafrecht over de tbs-maatregel. Zo is het begrip ‘stoornis’ aangescherpt en het risicocriterium verduidelijkt. Het doel was om daarmee het artikel te verduidelijken, maar de strekking van het artikel is volgens geïnterviewde deelnemers uit de justitieketen niet veranderd. Daardoor wordt geen effect verwacht voor de uitvoeringspraktijk.

Advocaten adviseren niet anders

Een vierde maatregel gaat over de verlofregeling voor tbs-gestelden en heeft als doel dat advocaten hun cliënten positiever adviseren over de tbs-maatregel: hierdoor zou de weigerproblematiek kunnen verminderen. Uit het onderzoek blijkt dat advocaten voorstander zijn van deze maatregel met het oog op de rechtspositie. Toch zullen ze hun advies hierdoor niet direct wijzigen. Advocaten baseren hun advies meer op andere factoren, zoals goede doorstroom tijdens de tbs-behandeling en duidelijkheid over de duur van de tbs-maatregel.