Formaliseer ondersteuning politie bij aanhoudingen met hoger risico
Bij risicovolle aanhoudingen van verdachten zet de politie steeds vaker zogenoemde Ondersteuningsgroepen (OG’s) in, politiemedewerkers die daarvoor extra training hebben gehad. Deze OG’s zijn momenteel echter niet goed ingebed in de politieorganisatie. Zij hebben geen duidelijke taak en positie. Dit in tegenstelling tot de Aanhoudings- en Ondersteuningsteams (AOT’s). Die bestaan uit apart geselecteerd en opgeleid personeel met specialistische bewapening en uitrusting. Ze mogen alleen worden ingezet na een formele goedkeuring en als er sprake is van een (mogelijk) levensbedreigende situatie. In de praktijk gaan de OG’s en AOT’s steeds meer op elkaar lijken. Het is daarom belangrijk dat er een visie komt op de positie van OG’s, dat die wordt uitgewerkt in wetgeving en dat daarmee de inzet van OG’s wordt geformaliseerd.
De Vrije Universiteit Amsterdam en Bureau Beke onderzochten, in opdracht van het WODC, wat de positie en betekenis is van de OG’s en AOT’s binnen de politietaak en hoe de onderlinge afstemming, sturing en toetsing van de werkzaamheden van deze teams verlopen bij het verrichten van aanhoudingen. Aanleiding voor het onderzoek is de onduidelijkheid over de verschillen en overeenkomsten tussen AOT’s en OG’s. Dit onderzoek draagt bij aan het verbeteren van de besluitvorming over risicovolle aanhoudingen en het versterken van de verantwoording die daarbij hoort.

Hoe werkt een AOT?
Een aanhouding door een AOT is met opzet meestal overrompelend en indringend. Denk aan het klemrijden van een auto of het in alle vroegte onaangekondigd een woning binnenvallen. Dergelijke werkwijzen maken een grotere inbreuk op grondrechten van de aangehouden persoon dan een reguliere aanhouding. Daarom moet voor de inzet van een AOT toestemming worden gegeven door een Hoofofficier van Justitie. Een belangrijk criterium is of er sprake is van een mogelijk levensbedreigende situatie voor het politiepersoneel, verdachten en omstanders.
OG’s geen formele inbedding
In tegenstelling tot de AOT zijn OG’s niet geformaliseerd, behalve via een intern politiedocument. Het is daarom niet duidelijk waar zij passen tussen enerzijds de basispolitiezorg (reguliere aanhoudingen) en anderzijds de AOT’s (levensbedreigende aanhoudingen). Uit het onderzoek blijkt dat de OG’s wat betreft werkwijzen en hoe zij zich gedragen en uitrusten steeds meer op AOT’s lijken. Maar voor de inzet van een OG is vooraf geen formele toestemming nodig van een Hoofofficier van Justitie. En in de afgelopen 20 jaar is de inzet van OG’s verdubbeld, terwijl het totaal aantal door de politie aangehouden verdachten juist meer dan gehalveerd is.
Ontwikkel visie op positie Ondersteuningsgroepen
De belangrijkste aanbeveling van het onderzoek is om voor de positie van OG’s een visie te ontwikkelen. Vervolgens moet deze visie worden uitgewerkt in transparante en raadpleegbare wet- en regelgeving. Deze visie zou verder leidend moeten zijn bij beslissingen over uitrusting, bewapening, selectie en training van OG-personeel.
Daarnaast geeft het onderzoek ook enkele aanbevelingen voor de korte termijn:
- Voorzie iedere politie-eenheid van een loket dat alle aanvragen voor geplande aanhoudingen met een verhoogd risico weegt en op basis daarvan de inzet van een OG of AOT aanbeveelt.
- Zorg dat overal op dezelfde manier wordt bijgehouden wanneer OG’s worden ingezet.
- Zorg dat de toestemmingen tot de inzet van AOT’s centraal worden geregistreerd. Dat is voorgeschreven, maar daar wordt nu niet aan voldaan.