Meeste statushouders blijven in Nederland

Er is zowel nationaal als internationaal weinig bekend over migratiegedrag na verlening van asiel. Daarom onderzochten het WODC en het CBS de migratietrajecten van alle asielzoekers die in de tweede helft van de jaren negentig naar Nederland kwamen, een verblijfsvergunning kregen en werden ingeschreven in het bevolkingsregister.

Uit het onderzoek “Blijven vergunninghouders in Nederland?” blijkt dat de meeste vergunninghouders zich langdurig in Nederland vestigden: ongeveer zeventig procent van hen woonde eind 2015 nog in Nederland. Asielmigranten vestigden zich voor zover bekend vaker in een ander Europees land dan dat zij terugkeerden naar het land of de regio van herkomst.

In de jaren negentig kwamen de meeste asielmigranten uit Irak, Afghanistan, voormalig Joegoslavië, Somalië en Iran. Van de onderzochte groep stond op 31 december 2015 31,6% niet meer ingeschreven in het bevolkingsregister, de Basis Registratie Personen (BPR). Uit het onderzoek blijkt dat 4,3% is teruggekeerd naar het land van herkomst (remigratie), 12,4 % is vertrokken naar een ander land (vervolgmigratie) en 14,9% is uit het BPR verwijderd zonder dat er een opvolgend woonland bekend was. Vervolgmigratie was vooral gericht op omliggende landen, met name het Verenigd Koninkrijk, op enige afstand gevolgd door België en Duitsland.

Zowel demografische als sociaaleconomische kenmerken van vergunninghouders beïnvloeden de migratie-uitkomst. Mannen hadden een grotere kans om Nederland te verlaten dan vrouwen, en hoe jonger de persoon was bij aankomst in Nederland, des te kleiner de kans op vertrek uit Nederland. Ook het samenwonen met een partner en het hebben van kinderen in Nederland verkleinde de emigratiekans. Vergunninghouders met een relatief zwakke sociaaleconomische positie emigreerden vaker.

Het herkomstland blijkt invloed te hebben op de migratie-uitkomsten. Vergunninghouders uit Somalië hadden een relatief grote kans op vervolgmigratie. Personen uit voormalig Joegoslavië hadden de grootste kans op geregistreerde remigratie, gevolgd door Irakezen en Soedanezen.

Het verwerven van de Nederlandse nationaliteit blijkt de emigratiekans maar beperkt te verminderen; ongeveer één op de vier vergunninghouders die uiteindelijk Nederlander werden, woonde eind 2015 niet in Nederland. We zouden kunnen spreken van een naturalisatieparadox: het hebben van de Nederlandse nationaliteit lijkt juist ook kansen te creëren voor met name vervolgmigratie in de Europese Unie en, in mindere mate, voor remigratie. De Nederlandse nationaliteit lijkt te fungeren als een soort Europese verblijfsvergunning. Het is voor genaturaliseerde asielmigranten die terugkeren naar hun herkomstland altijd mogelijk om opnieuw in Nederland te komen wonen.

De omvangrijke vervolgmigratie binnen Europa suggereert dat er nagedacht zou kunnen worden over een Europees of bilateraal integratiebeleid.

Lees het volledige rapport: Blijven vergunnninghouders in Nederland? (Cahier, 2019-13).