Kwart Nederlanders heeft gebrek aan vertrouwen in instituties van de rechtsstaat

Een grote meerderheid van de Nederlanders heeft vertrouwen in instituties van de rechtsstaat, zoals politie en rechterlijke macht. Een kwart heeft dat echter niet of niet meer. Het onderzoek Van persoonlijke krenking tot vertrouwensbreuk – verhalen van burgers met gebrek aan vertrouwen in instituties dat werd uitgevoerd door het Verwey-Jonker Instituut in opdracht van het WODC geeft inzicht in de thema’s die centraal staan in de verhalen van wantrouwende burgers. Het onderzoek laat zien dat de aanname dat gebrek aan vertrouwen voortkomt uit gebrek aan kennis bij burgers niet klopt. De wantrouwende burgers in het onderzoek, ook de laagopgeleiden, leken goed geïnformeerd te zijn.

De burger met gebrek aan vertrouwen heeft vele gezichten: van politiek actief tot politiek teruggetrokken en van hoogopgeleid tot laagopgeleid. Over het algemeen zijn burgers die minder institutioneel vertrouwen hebben vaker lager opgeleid, man, 50-plusser en PVV- en SP-stemmer.

Onzichtbaarheid van de overheid en van de burger

Het eerste thema is de onzichtbaarheid van de overheid. Dit wordt het sterkst gevoeld op lokaal niveau, waar de overheid traditioneel gezien het tastbaarst is. Het sluiten van fysieke gemeenteloketten en politiebureaus en doorgeslagen digitalisering dragen hieraan bij. Het tweede thema in de verhalen van burgers is dat zij het gevoel hebben niet gezien te worden door de overheid. Zij vinden dat de menselijke maat is verdwenen in het contact en dat de overheid niet weet wat er leeft in de samenleving. Ook heerst het gevoel dat de overheid ongevoelig is voor bepaalde maatschappelijke problematiek. De afstand tussen overheid en burger leidt ook tot wantrouwen bij de overheid tegenover de burger.

Onvrede over bevoordelen, schijninspraak en incompetentie

Het derde thema waarover onvrede bestaat is het feit dat de overheid bepaalde groepen in de samenleving bevoordeelt: de elite, Nederlanders met een migratie-achtergrond, vluchtelingen, witte Nederlanders en Randstedelingen. Het vierde thema is dat burgers zich niet gehoord voelen. Dit speelt bijvoorbeeld wanneer er sprake lijkt van wat burgers schijninspraak noemen, waarbij ze het gevoel hebben louter voor de bühne te worden opgetrommeld. Het vijfde en laatste thema dat terugkwam in de verhalen is dat burgers ambtenaren, politici en bestuurders incompetent vinden. Ook wordt politici en politieke partijen een gebrek aan visie verweten. Er wordt, zo stellen burgers, politiek bedreven met angst voor het grote verhaal, gericht op stemmen winnen en de korte termijn.

Herstel van vertrouwen

De handelingsperspectieven die de onderzoekers noemen voor het herstel van vertrouwen bestaan uit een combinatie van nabijheid en inspraak. Het gaat om gezien én gehoord worden. Of, vanuit de overheidskant bezien, er zijn en er voor de burger zijn. Daaraan kleven ook risico’s. Goedbedoelde inspraakmogelijkheden werden in het verleden soms gekaapt door de ‘participatie-elite’. Dat werkt politieke ongelijkheid in de hand. Uit het onderzoek komt naar voren dat een ‘realistische beïnvloedingssfeer’ meer kans van slagen heeft. Hierin verpakt zit de wens voor meer daadwerkelijke inspraak, maar ook de wens om beter geïnformeerd te worden over de afwegingen rondom besluitvorming.