Meer aandacht en uniformiteit nodig in asielopvang van LHBTI, bekeerlingen en religieverlaters

Het gevoel van veiligheid in de asielopvang en de mate waarin LHBTI, bekeerlingen en religieverlaters zich gezien en gehoord voelen in de begeleiding, hangen te veel af van de locatie waar ze worden geplaatst. Hoewel het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) extra aandacht heeft voor kwetsbare groepen asielzoekers, kunnen duidelijke landelijke kaders en minimale normen voor de lokale invulling de begeleiding en sociale veiligheid verbeteren.

Dat concluderen Regioplan Beleidsonderzoek en Vrije Universiteit Amsterdam. Zij hebben, in opdracht van het WODC, onderzoek gedaan naar de ervaringen van LHBTI-, bekeerling- en religieverlatende asielzoekers, COA-medewerkers en medewerkers van andere organisaties die betrokken zijn bij de opvang en begeleiding op COA-locaties. Aanleiding daarvoor zijn de signalen van intimidatie en geweld tegen LHBTI- en bekeerling-asielzoekers in de opvangcentra in de afgelopen jaren.

Privacy en adequate reactie

Gebrek aan privacy is een belangrijke bron van (ervaren) onveiligheid. Zeker voor LHBTI, bekeerlingen en religieverlaters bij wie er vaak trauma’s spelen rondom hun seksualiteit, gender of religie. Het delen van een kamer met niet-tolerante mede-asielzoekers kan dan spanningen opleveren en leiden tot incidenten. Een speciale unit met gelijkgestemden kan, als de asielzoeker daarvoor open staat, het gevoel van veiligheid vergroten. Bovendien zijn niet alle asielzoekers tevreden over hoe COA-medewerkers reageren op incidenten. Daarmee neemt de meldingsbereidheid af en het gevoel van onveiligheid toe.

Meer aandacht nodig voor sociaal netwerk

LHBTI, bekeerlingen en religieverlaters hebben meer behoefte aan sociale contacten buiten de opvanglocatie, omdat zij niet vanzelfsprekend aansluiting vinden bij andere asielzoekers. Ook hebben zij vaak een moeizame relatie met familie in het land van herkomst. Een kerkgemeenschap of een lokale COC als ‘alternatieve familie’ is voor hen extra belangrijk. Maar er is niet altijd voldoende inzicht in de sociale kaart rondom de opvanglocatie. Bovendien zijn opgebouwde netwerken kwetsbaar, doordat asielzoekers regelmatig verhuizen tussen opvanglocaties. Minder verhuizingen en actieve doorverwijzing vanuit het COA kunnen asielzoekers ondersteunen in het bouwen en onderhouden van een sociaal netwerk.

Kennis en houding medewerkers kunnen beter

Niet alle asielzoekers ervaren dat ze goed met medewerkers kunnen praten over hun seksualiteit, gender of religie. Om de leefbaarheid voor LHBTI te vergroten heeft het COA al diverse maatregelen getroffen. Toch blijkt uit het onderzoek dat vaak alleen medewerkers of locaties die toch al binding hebben met de doelgroep daar actief mee aan de slag gaan. De aandacht voor levensbeschouwelijke vraagstukken in opvanglocaties staat bij het COA nog in de kinderschoenen. Religieverlaters en bekeerlingen ervaren dat medewerkers weinig kennis hebben van en aandacht voor hun specifieke vragen.
Asielzoekers zijn wel positief over de speciale aandachtsfunctionarissen LHBTI die er op sommige locaties zijn. Zij ervaren dat deze medewerkers hen goed bijstaan en, als het nodig is, doorverwijzen naar het lokale ‘roze netwerk’. Kennisbevordering en het uniform aanstellen van aandachtsfunctionarissen voor al deze kwetsbare groepen asielzoekers kunnen ervoor zorgen dat opvang en begeleiding beter aansluiten bij hun behoeften.