Meer bedrijfsmodellen in de advocatuur biedt kansen voor rechtzoekenden en advocaten

Er gaan steeds meer stemmen op om ‘alternatieve bedrijfsstructuren’ voor advocaten toe te staan, zoals de mogelijkheid voor niet-advocaten om in het kapitaal van een advocatenkantoor deel te nemen. Nu is dat nog niet of nauwelijks mogelijk. Terwijl zulke investeringen bijvoorbeeld kunnen bijdragen aan betaalbare en goede juridische dienstverlening aan particulieren en kleine ondernemers. Met duidelijke reguleringsdoelen en een onafhankelijke regelgever kunnen nieuwe vormen van toegankelijke juridische dienstverlening voor een brede groep mensen de ruimte krijgen en kunnen ongewenste aanbieders worden geweerd. Een vergunningplicht voor advocatenkantoren, naast de eisen die aan individuele advocaten worden gesteld, kan ervoor zorgen dat de kernwaarden van advocaten, zoals onafhankelijkheid en integriteit, geborgd blijven. Dat blijkt uit onderzoek van Erasmus Universiteit Rotterdam, in opdracht van het WODC.

Bestaande advocatenregels beperken de wijze waarop advocaten hun onderneming mogen structureren. Zo mogen niet-advocaten geen aandeelhouder zijn of een bestuursfunctie hebben in een advocatenkantoor, om de onafhankelijkheid van advocaten te waarborgen. Daarnaast mogen advocaten die in loondienst zijn van niet-advocaten vrijwel uitsluitend werken voor de werkgever. Bij wijze van uitzondering mogen advocaten in dienst van een rechtsbijstandsverzekeraar of schaderegelingskantoor ook optreden voor verzekerden. En tijdelijk, op experimentele basis, voor niet-verzekerden.* Door de beperkende regels kent het aanbod op de markt voor advocatendiensten weinig variatie. De regels zetten een rem op bijvoorbeeld de prijs- en kwaliteitsontwikkeling, efficiëntie en innovatie. Dit is nadelig voor zowel rechtzoekenden als innovatieve advocaten.

Kansen voor rechtzoekenden en advocaten

Het onderzoek vergelijkt Nederland met omringende landen. Lange tijd waren de Nederlandse regels over multidisciplinaire samenwerking van advocaten met notarissen, belastingadviseurs en octrooigemachtigden op het gebied van alternatieve bedrijfsstructuren het meest liberaal. In Engeland bestaan sinds 2012 alternatieve bedrijfsstructuren, zoals kapitaaldeelnemingen door derden en een grote variatie aan multidisciplinaire samenwerkingsvormen. Dat heeft (nog) geen revolutionaire verbetering in de toegang tot het recht opgeleverd. Wel is duidelijk dat consumenten meer keuze hebben gekregen in typen aanbieders van advocatendiensten. Denk aan fysieke en online dienstverlening. Maar ook zijn er, naast kleine, grote aanbieders die zich op een groot consumentenpubliek richten. En er kunnen meer verschillende beroepsbeoefenaren multidisciplinair samenwerken. Onderzoek laat ook zien dat aanbieders met een alternatieve bedrijfsstructuur vaak innovatiever zijn dan klassieke advocatenkantoren. Ook Frankrijk en Duitsland kennen inmiddels meer mogelijkheden dan Nederland. Volgens de onderzoekers kan Nederland meer ruimte bieden voor alternatieve bedrijfsstructuren. Hierbij wordt gedacht aan samenwerkingsverbanden van advocaten met meer andere beroepsgroepen dan nu is toegestaan en aan kapitaalinvesteringen door derden. Zo kunnen advocaten door extern kapitaal bijvoorbeeld meer ruimte krijgen om te investeren in de razendsnelle ontwikkelingen op IT-gebied. Dat komt de advocatuur en haar maatschappelijke bijdrage ten goede en daarmee ook de rechtzoekenden. Ook de bedrijfsmatige aanpak die commerciële investeerders kunnen meebrengen, kan aan het werk van advocaten goede impulsen geven voor structureel betere en betaalbare dienstverlening.

Reguleringsdoelen voor goede juridische dienstverlening

Alternatieve bedrijfsstructuren in de advocatuur met maatschappelijk toegevoegde waarde verdienen toelating. Het opstellen van concrete doelen voor de regelgeving rondom juridische dienstverlening is daarom belangrijk. De doelen die in Engeland wettelijk zijn vastgelegd, vormen een goed voorbeeld waarin de kernwaarden van de advocatuur terugkomen. Enkele van die doelen zijn de bescherming en de bevordering van het publieke belang, de verbetering van de toegang tot het recht, de stimulering van een onafhankelijke en diverse juridische beroepsgroep, en de bevordering en handhaving van het naleven van professionele beginselen.

De onderzoekers onderkennen dat vastgestelde doelen niet betekenen dat alle bedrijfsvormen zo maar mogelijk moeten zijn. Volgens Europese regels moeten eventuele beperkingen objectief gerechtvaardigd en coherent zijn, en zorgvuldig worden beargumenteerd. Daarmee is sturing op de (typen) bedrijfsvormen die men voor toelating in aanmerking wil laten komen mogelijk. Er kan bijvoorbeeld voorrang worden gegeven aan initiatieven die de toegang tot recht verbeteren voor de middengroep in de samenleving. Ook kan eerst geëxperimenteerd worden om te bezien of bedrijfsvormen die maatschappelijk aantrekkelijk lijken niet onbedoeld negatief uitpakken.

Vergunningplicht en onafhankelijk toezicht

Bij de discussie over alternatieve bedrijfsvormen speelt de vraag of daarin de kernwaarden van en het toezicht op de advocatuur voldoende geborgd kunnen worden. De onderzoekers doen daarvoor verschillende aanbevelingen. Zo kan de Onafhankelijke Toezichthouder Advocatuur (OTA), die de minister voor Rechtsbescherming onlangs voorstelde, bevoegd worden gemaakt om voor de advocatuur ook regels vast te stellen. Zeker als het gaat om de toelating van bepaalde bedrijfsstructuren. Daarbij kan dan worden getoetst of de ondernemingen voldoen aan de concrete doelen die de wetgever heeft opgesteld. Verder kan een vergunningplicht worden ingesteld voor ondernemingen die advocatendiensten aanbieden. Daarmee kunnen geschiktheidseisen aan kapitaaldeelnemers en bestuurders worden gesteld en is rechtstreeks toezicht en tuchtrecht op deze ondernemingen mogelijk. Als daarnaast organisatie-eisen worden ingevoerd om de professionele onafhankelijkheid en andere kernwaarden te borgen, lijkt het onnodig dat de meerderheid in het bestuur of de aandeelhoudersvergadering van een advocatenkantoor per se advocaat is.

*Experiment met rechtsbijstandsverzekeraars
Sinds 2021 loopt een experiment waarbij advocaten van rechtsbijstandsverzekeraars en schaderegelingskantoren ook niet-verzekerde klanten mogen bijstaan. Uit het experiment, dat duurt tot 2026, moet blijken of deze tijdelijke versoepeling permanent moet worden en of andere versoepelingen gewenst zijn.