Bekendheid Wet langdurig toezicht blijft achter

De uitvoering van de Wet langdurig toezicht (Wlt) waarmee sinds 2017 langer toezicht kan worden gehouden op veroordeelden, verloopt nog niet optimaal. Er is nog onvoldoende bekendheid en van sommige instrumenten wordt beperkte meerwaarde gezien. Tegelijkertijd is er nog maar weinig ervaring opgedaan en daarom is het te vroeg om vast te stellen of de Wlt wordt uitgevoerd zoals beoogd en voorziet in een behoefte, concluderen de onderzoekers van DSP-groep in de procesevaluatie van de Wlt.

Het doel van de Wlt is het voorkomen van recidive van zeden- en zware geweldsdelinquenten met een gevangenisstraf en/of een maatregel terbeschikkingstelling (tbs). In de procesevaluatie is onderzocht hoe de implementatie van de Wlt is verlopen en wat de ervaringen zijn van de betrokkenen. Dit rapport maakt onderdeel uit van een groter onderzoeksprogramma naar de werkzaamheid van de Wlt.

Ongemaximeerde voorwaardelijke beëindiging

De Wlt bestaat uit drie onderdelen. Aan het eerste onderdeel, de ongemaximeerde verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel met verpleging is, ten opzichte van de andere twee onderdelen van de Wlt, relatief weinig aandacht besteed in de voorlichting aan alle ketenpartners. Dat is verklaarbaar want voor de uitvoering van de ongemaximeerde voorwaardelijke beëindiging zijn geen aanpassingen nodig in de werkprocessen en de ICT-systemen. Bovendien is pas in 2026 een voorwaardelijke beëindiging van langer dan negen jaar mogelijk, de maximale duur van voor de wetswijziging.

Voorwaardelijke invrijheidstelling veroordeelden

Het tweede onderdeel van de Wlt is bedoeld voor ex-gedetineerden die voorwaardelijk in vrijheid zijn gesteld. Voor hen is de proeftijd bij de voorwaardelijke invrijheidstelling (vi) minimaal een jaar geworden en zijn er mogelijkheden tot verlenging. In alle arrondissementen zijn voorlichtingsbijeenkomsten geweest voor officieren van justitie, reclasseringswerkers en andere ketenpartners om deze mogelijkheid bekendheid te geven. Desondanks constateren de onderzoekers dat niet bij alle betrokken professionals de verlenging van de proeftijd v.i. duidelijk op het netvlies staat. Van twee van de drie wetswijzigingen bij de voorwaardelijke invrijheidstelling, die overigens niet beperkt zijn tot zedendelinquenten en ernstige geweldsdelinquenten, wordt in de praktijk een meerwaarde gezien: i) het gelijktrekken van de proeftijd voor bijzondere en algemene voorwaarden en ii) het eenmalig verlengen van de v.i. voor alle gedetineerden. De meerwaarde ligt vooral in de mogelijkheid om een behandeling te starten, een gedragsinterventie af te ronden of langer praktische hulp te kunnen bieden met het oog op re-integratie.

Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel

Het derde onderdeel betreft een zelfstandige toezichtmaatregel, die kan worden opgelegd aan zowel gedetineerden als aan tbs-gestelden, de Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM). De GVM is nog niet goed bekend binnen alle lagen van de ketenorganisaties die betrokken zijn bij advisering, vordering en oplegging van de GVM. Niet alle ketenpartners blijken de meerwaarde van de GVM te zien ten opzichte van het al bestaande sanctiepakket en de mogelijkheid om langdurig – en al dan niet levenslang – toezicht te houden via de eveneens met de Wlt geregelde verlengmogelijkheden van de v.i. en de voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel. Tot nu toe is alleen ervaring opgedaan met de fase tot en met de oplegging van de GVM en ook die ervaring is beperkt. Het belangrijkste knelpunt is het adviseren over het al dan niet opleggen van een GVM. De adviseurs van de reclassering en de pro Justitia rapporteurs moeten daarvoor een inschatting van het recidiverisico maken over soms een flink aantal jaren. Dit wordt door respondenten als lastig dan wel onmogelijk ervaren. Conform het uitgangspunt van de wetgever verwachten respondenten dat de GVM met name geschikt is voor zeden- en geweldsdelinquenten. Voor alle onderdelen van de wet geldt dat de verwachtingen van de bijdrage aan de vermindering van het recidiverisico volgens de respondenten getemperd moeten worden, omdat toezicht zijn beperkingen kent. De tijd zal moeten uitwijzen of meer bekendheid met de mogelijkheden die de Wlt biedt om langdurig toezicht uit te oefenen, leidt tot meer toepassing, of dat deze achterblijft op de verwachting mede als gevolg van een gebrek aan ervaren meerwaarde. 

Gelijktijdig met dit onderzoek verschijnt ook de Eerste monitor Wet Langdurig Toezicht  die is uitgevoerd door het WODC.