Grote waardering voor taakuitvoering Nationaal Rapporteur

De waardering van extern betrokken partijen voor de publicaties en aanbevelingen van, de samenwerking met en het functioneren van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen is over het algemeen groot. Dit blijkt uit een evaluatie van het instituut die Pro Facto in opdracht van het WODC heeft verricht.

De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (vanaf nu: Nationaal Rapporteur) heeft als wettelijke taken het verrichten van onderzoek naar mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen, het periodiek hierover rapporteren aan de regering en het adviseren van de regering over deze problematiek. Met dader- en slachtoffermonitors mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen biedt de Nationaal Rapporteur periodieke inzichten in de voortgang van de aanpak en geeft hij aanbevelingen voor verbeteringen in de aanpak. De publicaties die de Nationaal Rapporteur uitbrengt, worden over het algemeen gewaardeerd door extern betrokkenen. Zij vinden dat doorgaans de juiste onderwerpen worden onderzocht en dat publicaties van goede kwaliteit zijn. Ook zijn zij over het algemeen tevreden over de aanbevelingen van de Nationaal Rapporteur, maar sommige externen vinden deze te abstract en niet concreet genoeg. Ruim 90 procent van de respondenten die met de Nationaal Rapporteur samenwerken, vindt dat de samenwerking met het instituut goed verloopt.

Financiering

De Nationaal Rapporteur krijgt jaarlijks financiering van het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV), het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het ministerie van Buitenlandse Zaken. De Nationaal Rapporteur is van mening dat het beschikbare budget ontoereikend is voor de vervulling van zijn wettelijke taken. Volgens het ministerie van JenV kan de Nationaal Rapporteur niet aantonen dat hij met de toegekende middelen niet in staat is om zijn taken naar behoren te vervullen. Een integraal bestuursakkoord tussen de minister van JenV en de Nationaal Rapporteur over de wederzijdse verhoudingen en de bestuurlijke inbedding van het instituut zou volgens de onderzoekers van Pro Facto de ontstane patstelling kunnen doorbreken.