Ministerie van Justitie en Veiligheid werkt zelden evidence-based

Evidence-based werken is nog geen gemeengoed binnen het ministerie van Justitie en Veiligheid. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit Twente in opdracht van het WODC. Vrijwel niemand van de onderzochte (beleids)medewerkers werkt alleen op basis van resultaten uit onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Sommige organisatieonderdelen werken wel ‘Evidence-informed’, waarbij praktijkkennis systematisch geïntegreerd wordt met wetenschappelijke kennis en inzichten.

Evidence-based werken en evidence-based beleid wil zeggen dat het is gebaseerd op de resultaten van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Een voorbeeld is het gebruik van wetenschappelijk gevalideerde protocollen in de behandeling van cliënten.

Belemmeringen

Medewerkers van beleidsafdelingen geven aan dat evidence-based werken belemmerd wordt door tijdsgebrek en door een gebrek aan relevantie van wetenschappelijk onderzoek voor de beleidspraktijk. Zo zouden onderzoeksresultaten slecht passen bij lopend beleid, mede doordat de wetenschap te specialistisch is en soms ongeïnteresseerd. Ook loopt de wetenschappelijke kennis soms achter op de praktijk en hebben medewerkers van het ministerie te weinig eigen expertise om wetenschappelijk onderzoek te integreren met praktijkkennis. Ook staat regelmatig de politieke dynamiek het gebruik van wetenschappelijke inzichten in de weg. Politieke waardeoordelen staan in sommige gevallen haaks op wetenschappelijke inzichten, waarbij vaak voorkeur wordt gegeven aan het eerste.

Kennisafdeling voor professionalisering

De onderzoekers doen een aantal aanbevelingen. Zo bevelen zij aan een kennisafdeling in te richten binnen het ministerie, die kan bijdragen aan een professionaliseringsslag. Daarmee wordt bijvoorbeeld bedoeld dat gewerkt moet worden aan de competenties van medewerkers om wetenschappelijke kennis te waarderen en systematisch te integreren met praktijkkennis. Ook stellen de onderzoekers dat het van belang is om te zorgen voor kaders voor de borging van onafhankelijkheid van wetenschappelijk onderzoek, zoals dat bij WODC-onderzoek reeds gebeurd is in de ministeriële regeling en het omgangskader.