Voldoende kennis en expertise bij LEBZ, wel meer openheid gewenst

De Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ) kan de officier van justitie adviseren in bijzondere zedenzaken. Dit zijn onder andere zaken met hervonden herinneringen, of zaken die zich meer dan acht jaar geleden zouden hebben voorgedaan. Onderzoek door Breuer & Intraval naar de doelstellingen, werkwijze en resultaten van de LEBZ  geeft een tweeledig beeld. Zo werkt de expertisegroep volgens vastgelegde werkwijzen aan de opgelegde taken. Direct betrokkenen als politie en OM zijn ervan overtuigd dat de adviseurs voldoende kennis en expertise hebben om hun werk gedegen te doen. Aan de andere kant is meer voorlichting en openheid nodig bij het algemeen publiek over de taken van de expertisegroep.

Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het WODC en op verzoek van de Tweede Kamer nadat discussie in de politiek en media is ontstaan over de werkwijze van de LEBZ. De onderzoekers analyseerden onder andere beleidsdocumenten en uitgebrachte LEBZ-adviezen. Daarnaast spraken zij met adviseurs van de LEBZ, officieren van justitie rechters, advocaten, (vermeende) slachtoffers en behandelaren.

Gemiddeld 26 zedenzaken per jaar beoordeeld

Uit het onderzoek blijkt dat de meeste zaken die binnenkomen bij de LEBZ gekwalificeerd worden als geschikt voor de expertisegroep. Voor elke zaak wordt een multidisciplinaire adviesgroep samengesteld. In steeds wisselende samenstellingen beoordelen ze het zaakdossier waarbij ze gebruikmaken van actuele kennis uit de politiepraktijk en de wetenschap. Dit leidt tot een advies over de vervolgstappen: het wel of niet voortzetten van het opsporingsonderzoek of het wel of niet vervolgen van de verdachte. In de periode 2016-2021 heeft de LEBZ 155 zedenzaken beoordeeld. Ter vergelijking: de politie registreert rond de acht à negenduizend zedenzaken per jaar. 39% van de LEBZ-zaken gaat over misbruik langer dan acht jaar geleden. In ruim een derde van alle LEBZ-rapportages blijkt dat er onvoldoende informatie is in het dossier, maar dat verder onderzoek zinvol is. Daarvoor geeft de LEBZ dan suggesties. In 17% van de rapportages wordt de conclusie getrokken dat er voldoende informatie in het dossier is, maar dat er geen onderbouwing is voor een beschuldiging.

LEBZ werkt volgens vastgestelde procedures

De doelen en taken van de LEBZ zijn sinds de oprichting in 1999 nauwelijks gewijzigd. De expertisegroep werkt volgens vastgestelde procedures aan die doelen en taken, stellen de onderzoekers vast. De adviezen dragen namelijk bij aan het doel van het objectiveren van (verklaringen en bewijsvoering in) bijzondere zedenzaken. Ook het tweede doel, het opbouwen van kennis over bijzondere zedenzaken, is gedegen uitgevoerd. Onder andere door zorgvuldige archivering van adviezen en het opdoen van expertise over de gedragswetenschappelijke aspecten van deze zedenzaken. Als kanttekening constateren de onderzoekers dat de LEBZ vanaf de oprichting in 1999 beperkt is geëvalueerd. En dat de overdracht van kennis en expertise voor het algemene publiek minder is geslaagd: sinds 2008 zijn er geen openbare rapporten meer van behandelde zaken.

Meer openheid geven over taken en werkwijze

Uit de interviews komt naar voren dat de ervaringen met de LEBZ afhangen van het soort contact dat partijen hebben met de expertisegroep. Zedenrechercheurs en leidinggevenden bij de politie of officieren van justitie hebben regelmatig met de LEBZ te maken. Zij vinden dat de LEBZ-coördinatoren en adviseurs
beschikken over de juiste kennis en expertise en dat zij goed onderbouwde adviezen geven. Maar er zijn ook geïnterviewden die aangeven dat de LEBZ-coördinatoren en adviseurs een vooringenomen houding en negatief oordeel hebben over bepaalde fenomenen. Deze geïnterviewden baseren hun oordeel op eenmalig en/of indirect contact met de LEBZ, en de beperkte openbare informatie die over de LEBZ beschikbaar is. Met name onder de gesproken (vermeende) slachtoffers, vertegenwoordigers van (vermeende) slachtoffers en behandelaren blijken veel onduidelijkheden en misverstanden te bestaan over de LEBZ. De onderzoekers bevelen dan ook aan hier meer openheid over te geven. Bijvoorbeeld door elk jaar een rapport te publiceren over de uitgebrachte adviezen, de namen van actieve LEBZ-adviseurs en de werkwijze en organisatie van de LEBZ.