Wet leidt niet tot efficiëntere bewaking kwaliteit en integriteit van juridische beroepsgroepen, wel kostenbesparing voor het Rijk

De Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen (ofwel Wet doorberekening) heeft geleid tot een bezuiniging voor het Rijk van ca. 8,6 miljoen euro. Bezuiniging op de kosten is ook het hoofddoel van de wet. Het tweede doel van de wet is efficiëntere bewaking van de kwaliteit en integriteit van het werk van advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders, als gevolg van de veronderstelde financiële prikkel die van de wet uitgaat. Volgens de beroepsorganisaties van de drie beroepsgroepen heeft deze wet niet bijgedragen aan de aandacht voor kwaliteit en integriteit van hun werk, die aandacht was er al. Er waren wel onbedoelde effecten, bijvoorbeeld dat de bijkomende administratieve lasten ten koste gaan van het eigenlijke werk van deze beroepsgroepen. Dit blijkt uit een evaluatie van de wet door Cebeon, uitgevoerd in opdracht van het WODC.

Onder de Wet doorberekening vallen de kosten die de Staat maakt voor toezicht op notarissen en gerechtsdeurwaarders en tuchtrecht bij alle drie juridische beroepsgroepen. Deze kosten worden sinds de invoering van de wet doorberekend aan publiekrechtelijke beroepsorganisaties (PBO’s) van de drie beroepsgroepen. De leden van de beroepsgroepen zijn verplicht aangesloten bij deze PBO’s. De PBO’s berekenen de kosten door aan hun leden, zodat deze dus zelf hun toezicht en tuchtrecht moeten betalen.

Onbedoelde effecten

Naast de beoogde doelen van deze wet is er in de evaluatie ook aandacht besteed aan onbedoelde gevolgen van de wet. Zo zijn met de invoering van de wet wrijvingen ontstaan tussen PBO’s enerzijds en toezichts- en tuchtrechtorganisaties anderzijds. Dit komt doordat de wet aan de PBO’s een nieuwe rol heeft toebedeeld als belangrijkste financier van het toezicht en tuchtrecht en zij zienswijzen mogen geven op de begrotingen en bezwaar en beroep kunnen aantekenen. Deze nieuwe rol botst met de onafhankelijke positie van het toezicht en het tuchtrecht. Ook nemen de procedures die met de wet zijn ingevoerd veel tijd in beslag. Daarnaast zijn er signalen dat de maatregelen die binnen het tuchtrecht zijn ingevoerd om kosten te besparen naast de beoogde werking (weren bagatelklachten, kostenreductie) ook onbedoelde drempelwerking kunnen hebben (weren echte klachten, mijden tuchtrecht), iets waarop nader onderzoek wellicht meer licht kan werpen.

Weerstand tegen de wet

Geen van de betrokken organisaties kan zich vinden in het principe dat alle kosten worden doorberekend, want de beroepsgroepen zijn niet de enige belanghebbenden bij een goed functionerend toezicht en tuchtrecht. Er is ook een algemeen maatschappelijk belang en daarom vinden zij dat in elk geval een deel van de kosten uit algemene middelen moeten worden gedekt. Daarnaast is er een individueel belang bij de afnemers van diensten, wat zou rechtvaardigen dat een deel van de kosten wordt doorbelast. Advocaten en notarissen kunnen die doorbelasting reeds doen. Gerechtsdeurwaarders kunnen dit niet, omdat zij verplichte tarieven moeten hanteren.

Aanbevelingen onderzoekers

Op basis van hun bevindingen doen de onderzoekers een aantal aanbevelingen, zoals:

  • Pas de systematiek rond het vaststellen van de begrotingen aan. Een andere systematiek kan mogelijk voor alle partijen goedkoper en minder frustrerend zijn;
  • Laat het ministerie van Justitie en Veiligheid een meer sturende rol pakken. Het ministerie kan dit doen door transparante toetsingscriteria te hanteren, duidelijke richtlijnen op te stellen voor begroten en te bemiddelen als er frictie ontstaat;
  • Maak doorbelasting naar klanten ook voor gerechtsdeurwaarders mogelijk;
  • Onderzoek of er ongewenste effecten zijn van de maatregelen die zijn genomen binnen het tuchtrecht.