Aparte bejegening van jongvolwassenen in het strafrecht is niet uniek, wat kunnen we leren van andere Europese landen?

In Nederland kunnen jongvolwassenen in de leeftijd 18 tot 23 jaar worden berecht volgens het jeugdstrafrecht. Uit een internationaal vergelijkend onderzoek van het WODC blijkt dat een aparte bejegening van jongvolwassenen in het strafrecht niet uniek is. In meerdere landen komen jongvolwassenen hiervoor in aanmerking. Daarbij gaat het om zowel materiële aspecten, zoals een aparte plaatsing, strafvermindering, aparte sancties bijvoorbeeld uit het jeugdstrafrecht, als procedurele aspecten zoals andere procedures in het strafproces voor jongvolwassenen dan voor oudere volwassenen.

In dit onderzoek is informatie verkregen van 46 van de 50 landen van de Raad voor Europa. Hieruit blijkt dat in de meeste landen sprake is van een vorm van aparte bejegening van jongvolwassenen in het strafrecht. Er zijn verschillen in de doelgroep die daarvoor in aanmerking komt. Niet alleen zijn er verschillen in de leeftijdsgroep (deze varieert tussen 16 en 25 jaar). Ook is er variatie in de doelgroep, doordat landen andere voorwaarden stellen. In sommige landen komen alle jongvolwassenen in aanmerking voor een aparte bejegening, in andere landen gelden specifieke juridische condities zoals de ontwikkeling van een jongvolwassene, de persoon van de dader of de omstandigheid van het feit.

In Nederland is het uitgangspunt voor aparte bejegening van jongvolwassen verdachten van 18 tot 23 jaar ‘volwassenenstrafrecht, tenzij’ en kunnen zij onder specifieke condities volgens het jeugdstrafrecht worden gesanctioneerd. In het onderzoek is de Nederlandse situatie uitgebreid vergeleken met Duitsland en Oostenrijk – waarin de situatie enigszins vergelijkbaar lijkt met Nederland – en met Zweden en Portugal – waar het strafrechtsysteem voor bejegening van jongvolwassenen anders is ingericht. De in het onderzoek gevonden verschillen en overeenkomsten met andere Europese landen kunnen aanknopingspunten bieden voor beleid. Zo kan gekeken worden naar het Duitse systeem waar jongvolwassenen vaker met een jeugdsanctie worden berecht. En zou bijvoorbeeld het Nederlandse ‘nee, tenzij’ principe veranderd kunnen worden in een ‘ja, tenzij’. In Oostenrijk geldt de aparte bejegening van alle jongvolwassenen van 18 tot 21 jaar ten tijde van het misdrijf, waarbij zij procedureel vallen onder het jeugdstrafrecht, maar qua sanctionering in het volwassenstrafrecht worden berecht. Al worden daar lagere maximumstraffen voor jongvolwassenen gehanteerd. Ook kan gekeken worden naar de Zweedse aanpak waar strafvermindering voor jongvolwassenen mogelijk is. Daarnaast zouden gevangenisstraffen bij de doelgroep jongvolwassenen zoveel mogelijk kunnen worden beperkt door het aanbieden van alternatieven zoals educatieve of gedragsinterventies, zoals dit in Portugal gebeurt.

In het onderzoek is ook gekeken naar de achterliggende gedachten voor de aparte bejegening van jongvolwassenen. Ook daarin zijn verschillen en overeenkomsten gevonden. Nederland en Duitsland beargumenteren de aparte bejegening van jongvolwassenen vanuit een ontwikkelingsperspectief, waarbij (sommige) jongvolwassen verdachten/daders van een misdrijf nog niet als volledig ontwikkeld worden beschouwd. In Zweden kijkt men vooral naar de toerekeningsvatbaarheid, waaruit geconcludeerd kan worden dat jongvolwassenen niet in dezelfde mate verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de gepleegde misdrijven. Portugal kijkt met name naar de sociale ontwikkeling van jongvolwassenen en het belang van werk en opleiding bij de doelgroep jongvolwassenen. In Oostenrijk bestaat een aparte bejegening vanuit het idee dat criminaliteit onder jongvolwassenen tijdelijk kan toenemen door de leeftijdsspecifieke problemen die horen bij de transitie naar volwassenheid.

Lees het volledige rapport 'De aparte bejegening van jongvolwassen daders in het (jeugd)strafrecht' (Cahier, 2019-14)

Dit onderzoek is onderdeel het Onderzoeksprogramma Monitoren en Evalueren Adolescentenstrafrecht.