Verkenning (inter)nationale maatregelen seksueel kindermisbruikers

Nederland kent voldoende maatregelen om te voorkomen dat plegers van transnationaal seksueel kindermisbruik uitreizen. Uit een internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat er in andere landen nauwelijks nieuwe maatregelen gevonden zijn. De onderzoekers zien wel mogelijkheden om de bestaande maatregelen in Nederland vaker in te zetten dan tot nu toe gebeurt.

Onderzoeksbureau Beke voerde in samenwerking met onderzoeksbureau Ecorys en in opdracht van het WODC het onderzoek uit. Het geeft een overzicht van nationale en internationale maatregelen uit Zweden, Duitsland, Ierland, Australië en de Verenigde Staten. Daarbij is onderzocht of de maatregelen in deze landen ook in Nederland van toegevoerde waarde kunnen zijn. Daarnaast geeft het onderzoek meer inzicht in de profielen van kindersekstoeristen.

Werkbare criteria ontbreken

De onderzoekers concluderen dat de juridische mogelijkheden en instrumenten in Nederland weinig worden ingezet om het uitreizen van plegers van transnationaal seksueel kindermisbruik te voorkomen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het intrekken van een paspoort. Dat komt vooral doordat er duidelijke en werkbare criteria ontbreken op basis waarvan een gegrond vermoeden van recidivegevaar kan worden vastgesteld. Maar ook doordat vanwege capaciteitsgebrek bij reclassering en politie er niet altijd een kwalitatief goed afgenomen risicotaxatie beschikbaar is. Dit bemoeilijkt het opleggen van rechterlijke maatregelen.

Kritiek op risicotaxaties

Overigens wordt in alle onderzochte landen kritiek geuit op de risicotaxatie-instrumenten voor plegers transnationaal seksueel kindermisbruik. Het is van belang dat er meer wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan naar plegerprofielen en modus operandi. Daarmee kan worden bepaald of de criteria van de risicotaxatie-instrumenten voldoende toegerust zijn op (potentiële) plegers van transnationaal seksueel kindermisbruik.

Informatie-uitwisseling verbeteren

De onderzoekers benadrukken dat een goede informatiepositie van cruciaal belang is voor het tegengaan van transnationaal seksueel kindermisbruik. Het blijkt lastig om informatie uit bestemmingslanden systematisch met elkaar te delen. Nederland kan hierin leren van Australië, dat bilaterale verdragen heeft gesloten met risicolanden over informatie-uitwisseling. Ook een Liaison Officer (LO) stationeren in het buitenland voor informatie-uitwisseling blijkt niet dé oplossing te zijn. Het is niet mogelijk om in elk bestemmingsland een LO te benoemen. De oplossing van Zweden om een netwerk van LO’s afkomstig uit gelijkgestemde landen op te zetten, kan uitkomst bieden.

Preventie

De huidige maatregelen kunnen alleen worden toegepast op plegers die al veroordeeld zijn. Op het terrein van preventie valt er volgens de onderzoekers nog genoeg te winnen. Zo wordt de politiecapaciteit vooral ingezet op het tegengaan van online kindermisbruik en in mindere mate op de bestrijding van transnationaal seksueel kindermisbruik. Gezien de ernst van dit wereldwijde probleem (naar schatting jaarlijks een tot twee miljoen minderjarige slachtoffers) verdient dit eveneens een forse capaciteitsimpuls. Ook kunnen burgers meer meegenomen worden in preventie: waar kunnen zij relevante signalen van misbruik melden? Tot slot kan meer worden ingezet op (de meestal vrijwillige) zorgprogramma’s die potentiële plegers helpen bij het weerstaan van hun seksuele verlangens.

Overlap in plegerprofielen

Ondanks dat het hier gaat om een wereldwijd fenomeen, is er weinig wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar transnationaal seksueel kindermisbruik. In de schaarse literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen preferentiële plegers die actief op zoek gaan naar slachtoffers en situationele plegers die misbruik plegen als de gelegenheid zich voordoet. 

Dit onderscheid blijkt in de praktijk niet zo hard: situationele plegers kunnen zich ontwikkelen tot meer preferentiële plegers. Verder vermoeden experts in Nederland en het buitenland dat er een bepaalde overlap bestaat tussen ‘algemene’ plegers van zedendelicten en plegers van transnationaal seksueel kindermisbruik. Sommigen spreken zelfs over een criminele zedencarrière. Bepaalde risicofactoren kunnen ertoe bijdragen dat een individu overgaat van het bezitten van beeldmateriaal van seksueel misbruik van minderjarigen, naar het plegen van seksueel misbruik met minderjarigen in eigen land en uiteindelijk het plegen van seksueel misbruik met minderjarigen in het buitenland. Dit pleit voor meer vroegtijdige, preventieve maatregelen.