Migratieachtergrond leidt tot nadelen in strafrechtketen
Mensen met een migratieachtergrond staan relatief vaak terecht bij de rechter en zijn oververtegenwoordigd in Nederlandse gevangenissen. Onderzoek van het WODC laat zien dat etnische selectiviteit hierbij een rol speelt. Dit houdt in dat de herkomst van een verdachte van invloed is op uitkomsten in de strafrechtketen, los van het type misdrijf waar mensen van worden verdacht. Dit zorgt ervoor dat verdachten met een migratieachtergrond vaker voor de rechter worden gebracht. Ook krijgen zij vaker een detentiestraf opgelegd dan verdachten zonder migratieachtergrond die van vergelijkbare delicten worden verdacht.
Verschillende groepen migranten en in Nederland geboren mensen van wie minimaal één ouder in het buitenland is geboren komen relatief vaak voor in politie- en gevangeniscijfers. Eerder onderzoek wees er al op dat herkomst mogelijk invloed heeft op het strafproces dat mensen doorlopen, los van het voorliggende criminele gedrag.
Het WODC onderzocht hoe verdachten – vanaf registratie als verdachte door de politie tot eventuele jeugddetentie of gevangenisstraf – door het strafproces gaan. Daarbij is rekening gehouden met zaken zoals het soort misdrijf en of iemand al eerder met de politie in aanraking is geweest. Ook is er gekeken naar andere factoren, zoals huishoudinkomen, opleiding en gezinsomstandigheden die mogelijk invloed hebben. Voor dit onderzoek zijn cijfers van politie, Openbaar Ministerie (OM) en rechtbanken met elkaar gecombineerd. Nog niet eerder is zo uitgebreid geanalyseerd welke factoren van invloed zijn op de uitkomsten in de strafrechtketen.

Aandeel neemt per processtap toe
De Nederlandse strafrechtketen werkt als een trechter: niet iedereen die de politie als verdachte aanmerkt, komt bij het Openbaar Ministerie (OM). En niet elke zaak die het OM oppakt, belandt voor de rechter. Bovendien legt de rechter niet altijd een gevangenisstraf op. Opvallend is dat het percentage personen met een migratieachtergrond juist toeneemt over de strafrechtketen: het aandeel verdachten met een migratieachtergrond in jeugddetentie en gevangenissen is hoger dan bij registratie door de politie als verdachte.
Dat patroon is zichtbaar voor zowel volwassenen als minderjarigen, maar springt het meest in het oog onder minderjarige verdachten. Terwijl in de politiecijfers 46% van de verdachten een migratieachtergrond had, is dat aandeel onder verdachten die jeugddetentie opgelegd kregen 67%. Bij volwassenen nam het aandeel toe van 45% (registratie door de politie) tot 55% (oplegging detentiestraf). Bij zowel minderjarige als meerderjarige verdachten is de waargenomen stijging van de oververtegenwoordiging het sterkst bij de stap van rechter naar detentie en het minst sterk bij de stap van politie naar OM.
Grotere kans op jeugddetentie of gevangenisstraf
Omdat beslissingen in het strafproces op elkaar voortbouwen, kunnen kleine verschillen aan het begin, zich bij de verschillende stappen in het proces opstapelen. Hierdoor kunnen de verschillen tussen groepen met en zonder migratieachtergrond over de gehele strafrechtketen groter zijn dan bij de afzonderlijke afdoeningsstappen wordt waargenomen. De onderzoekers vinden dat in Nederland geboren jongeren met een migratieachtergrond bij vergelijkbare delicten een tussen de 22 en 28 procent grotere kans hebben op jeugddetentie vergeleken met jongeren met een Nederlandse herkomst. Volwassen migranten hebben naar schatting een tussen de 13 en 28 procent grotere kans op een gevangenisstraf dan volwassen met een Nederlandse herkomst.
Er zijn verschillen zichtbaar tussen herkomstgroepen. Onder Caribisch-Nederlandse of Marokkaanse Nederlanders zijn er bijvoorbeeld sterkere aanwijzingen voor etnische selectiviteit dan onder herkomstgroepen, vooral onder volwassen verdachten.
Oververtegenwoordiging deels te verklaren
Een deel van de waargenomen verschillen is te verklaren. Zo zijn er groepsverschillen in het type delicten: mensen met een migratieachtergrond worden relatief vaker verdacht van vermogensmisdrijven die in het algemeen vaker tot vervolging leiden. Ook spelen persoonlijke omstandigheden mee. Zo leven mensen met een migratieachtergrond vaker in een kwetsbare sociaaleconomische situatie en hebben zij een lager opleidingsniveau. Er zijn aanwijzingen dat deze kenmerken gerelateerd zijn aan een hogere kans op vervolging en detentie.
Echter, bij belangrijke beslissingen in de strafrechtketen, zoals of iemand wordt gedagvaard of een gevangenisstraf krijgt, blijft een deel van de toenemende oververtegenwoordiging onverklaard. Dat is een aanwijzing dat de herkomst van een verdachte van invloed is op uitkomsten in de strafrechtketen. Dat kan wijzen op bewuste of onbewuste discriminatie, wat ingaat tegen het principe van de rechtsstaat, waarbij iedereen gelijke kansen heeft op een eerlijke behandeling. Maar ook de keuzes die verdachten zelf maken – bijvoorbeeld of ze wel of niet bekennen – kunnen leiden tot ongelijke uitkomsten.
Denkrichtingen om selectiviteit tegen te gaan
De bevindingen maken deel uit van groter onderzoek op verzoek van de Tweede Kamer. In het eerste kwartaal van 2026 verschijnen naar verwachting nog één of twee aanvullende rapporten binnen dit onderzoek. Deze zijn deels gebaseerd op interviews en groepsgesprekken met professionals uit de strafrechtketen. Er zal dan meer inzicht ontstaan in de achterliggende oorzaken van de gevonden verschillen. Ook zal met professionals en andere belanghebbenden in en rondom de strafrechtketen worden gezocht naar aanknopingspunten voor beleid om problematische vormen van selectiviteit tegen te gaan.
De bevindingen die nu naar buiten komen vormen input voor een bredere maatschappelijke en wetenschappelijke discussie over hoe het strafrechtsysteem het beste ingericht kan worden in een etnische en sociaaleconomisch diverse samenleving. Ook onderstreept het onderzoek het belang van vroegtijdige en systematische monitoring. Daarom stellen de onderzoekers voor een justitiële gelijkheidsmonitor in te voeren. Daarmee kunnen de uitkomsten van verschillende afdoeningsstappen in de strafrechtketen voor groepen met verschillende persoonskenmerken periodiek inzichtelijk worden gemaakt. Ook experimenten met ‘blind afdoen’ voor bepaalde misdrijven kunnen mogelijk bijdragen aan eerlijkere procedures: in dat geval zouden bepaalde aanwijzingen over de herkomst van een verdachte, bijvoorbeeld naam en foto, onzichtbaar zijn voor beslissers bij politie en het Openbaar Ministerie.