Werklast politie afgenomen, maar geen verbeterde bestrijding mensenhandel door wijziging beleid

Asielzoekers voor wie volgens Europese afspraken een ander EU-land verantwoordelijk is (Dublinclaimanten), krijgen in Nederland niet meer direct een tijdelijke verblijfsvergunning als zij aangifte doen van mensenhandel. Deze regel werd in augustus 2019 ingevoerd, nadat de zogenoemde Dublinclaimanten plots veel vaker aangifte deden van mensenhandel. Sinds de beleidswijziging zijn het aantal aangiften en daarmee de werklast voor onder andere de politie inderdaad afgenomen. Maar dit heeft niet zichtbaar geleid tot een verbeterde bestrijding van mensenhandel. En er bestaat zelfs het risico dat slachtoffers van mensenhandel minder bescherming krijgen. Dat blijkt uit onderzoek van Pro Facto, in opdracht van het WODC.

In deze animatie worden de uitkomsten van het onderzoek kort samengevat.

Dublinclaimanten die aangifte deden van mensenhandel, kregen direct een tijdelijke verblijfsvergunning. Zo kunnen zij meewerken aan het onderzoek naar mensenhandel en een eventueel strafproces. De vele aangiften in 2019 leidden tot knelpunten bij onder andere de politie. Bovendien konden de asielzoekers die een tijdelijke verblijfsvergunning hadden niet meer worden overgedragen aan het verantwoordelijke EU-land. Ook niet als het strafrechtelijk onderzoek naar mensenhandel niets opleverde en de tijdelijke verblijfsvergunning daarom werd ingetrokken. Het vermoeden bestond dat asielzoekers ‘oneigenlijk gebruik’ maken van de regeling. Onder meer het feit dat de meeste aangiften weinig opsporingsindicaties bevatten, werd daarvoor aangevoerd. Om te voorkomen dat Nederland verantwoordelijk wordt voor de behandeling van deze asielaanvragen is het beleid daarom gewijzigd. Dublinclaimanten die aangifte doen van mensenhandel krijgen nu pas een tijdelijke verblijfsvergunning als het OM daadwerkelijk indicaties ziet voor opsporing. Op basis van onder andere documenten- en dossierstudie, cijfermatig onderzoek, interviews met ketenpartners en met mogelijke slachtoffers van mensenhandel vormt dit onderzoek de evaluatie van de gewijzigde regeling.

Doelen beleidswijziging deels bereikt

Uit het onderzoek blijkt dat de doelen van de verandering voor een deel zijn bereikt. Sinds 1 augustus 2020 is het aantal aangiften sterk gedaald. Dit heeft geleid tot een verminderde werklast bij de politie, het OM en de IND. Deze daling kan echter niet alleen worden toegeschreven aan de gewijzigde regeling. De beperkte reisbewegingen in 2020 en 2021 vanwege de coronapandemie zijn daarvoor ook een verklaring. Daarnaast speelt de oprichting van een Landelijk Coördinatiecentrum (LCC) een rol bij de verminderde werklast van de politie. Zo zorgt het LCC voor een betere spreiding van de aangiften over de politie-eenheden. De geïnterviewde ketenpartners zijn positief over de uitvoering van de gewijzigde regeling. Zij geven aan dat de lijnen tussen de verschillende betrokken organisaties kort zijn en dat het proces eenduidiger en efficiënter is geworden.

Nog steeds zelden vervolging mensenhandelaren

Echter, de verandering van de verblijfsregeling helpt weinig bij het bereiken van de internationale doelen van de mensenhandel aanpak: voorkomen en bestrijden van mensenhandel en bescherming van slachtoffers. Aangiften van mensenhandel in deze zaken leiden bijna nooit tot vervolging van mensenhandelaren; dit was vóór de verandering zo en is nog steeds zo. Bovendien is het vermeende oneigenlijke gebruik van de regeling – wat destijds aanleiding was voor de beleidswijziging – niet vastgesteld.

Mogelijk slachtofferschap miskend

Daarnaast benadrukken de onderzoekers dat opsporingsindicaties niets zeggen over feitelijk slachtofferschap van mensenhandel en ook niets over oneigenlijk gebruik. Ook vanuit de politie, OM, (rechts)hulpverleners en bijvoorbeeld de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen worden twijfels geuit over de koppeling tussen het strafrechtelijk onderzoek en de verblijfsvergunning. De erkenning als slachtoffer van mensenhandel en het recht op bijbehorende bescherming kan niet afhankelijk zijn van hoe kansrijk een strafrechtelijk onderzoek is. Het risico bestaat nu dat er minder zicht is op slachtoffers of dat zij worden overgedragen aan EU-landen waar zij minder bescherming krijgen of in Nederland in de illegaliteit belanden. De wijziging van de regeling draagt daarmee vooral bij aan het verhelpen aan problemen in de keten en het verminderen van aangiften in plaats van aan het voorkomen en bestrijden van mensenhandel en het beschermen van de slachtoffers.