Vaststellen en bestraffen drugsgebruik in verkeer is verbeterd in afgelopen vijf jaar

Na het roken van een joint of het slikken van een pilletje de weg op gegaan? Sinds de invoering van de drugstest in 2017 stelt de politie steeds vaker vast dat bestuurders rijden onder invloed van drugs. In de periode 2018 – 2022 vervijfvoudigde dit aantal. Het aantal straffen en sancties die het OM en de rechter opleggen voor rijden onder invloed van drugs zijn in die vijf jaar eveneens toegenomen. De politie, het OM, het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) en andere betrokken organisaties zien dan ook vooruitgang in de bestrijding  van drugs in het verkeer. Maar er zijn ook verbeterpunten. En de verwachting dat die toegenomen inzet ook bijdraagt aan de verkeersveiligheid, kan niet hard worden gemaakt. Dat blijkt uit onderzoek van DSP-groep. In opdracht van het WODC evalueerden zij de Wet drugs in het verkeer (artikel 8 Wegenverkeerswet) die medio 2017 in werking trad.

De drugstest bestaat in de praktijk uit een speekseltest en/of een psychomotorische test (PMT), die de politie afneemt bij bestuurders. Bij een positieve uitslag volgt een bloedonderzoek. Als het resultaat van het bloedonderzoek uitkomt boven de wettelijk vastgestelde grenswaarde is er sprake van een strafbaar feit. Voor de invoering van de drugstest was het rijden onder invloed van drugs ook strafbaar, maar moeilijk op te sporen en te vervolgen.

Eén op de drie bloedonderzoeken niet positief

De speekseltest wordt flink gebruikt, blijkt uit de toegenomen aantallen positieve testen. Het aantal daadwerkelijk ingezette testen is onbekend - dat wordt niet geregistreerd - maar zal vele malen hoger liggen. Niet uit elke test volgt immers een positieve uitslag. De PMT wordt relatief weinig ingezet. Wel gebruikt de politie deze als checklist “in het hoofd” om kenmerken te herkennen die wijzen op drugsgebruik, zoals de manier van spreken of verwijde pupillen. Ook het aantal bloedonderzoeken is flink toegenomen: van 1.153 in 2017 tot 16.467 in 2022. De resultaten van het bloedonderzoek leverden in ongeveer twee derde van de gevallen een positieve uitkomst. Dat betekent dat in ongeveer een derde van de bloedonderzoeken geen stof boven de grenswaarde wordt gevonden. Dat kan ook betekenen dat er wel stoffen in het bloed zijn aangetroffen, maar dat deze onder de grenswaarde blijven.

Bijna altijd straf na positief bloedonderzoek

Uit het onderzoek blijkt dat een positief bloedonderzoek vaak leidt tot een strafoplegging door het OM of door de rechter. In de periode 2018-2022 steeg het aantal OM-strafbeschikkingen van 5 naar 3.635. Dit zijn meestal geldboetes. Het aantal zaken dat het OM voor de rechter bracht, is meer dan verdubbeld: van 2.600 dagvaardingen in 2018 tot 5.535 in 2022. In 2022 heeft de rechter voor het rijden onder invloed van drugs 1.365 taakstraffen opgelegd tussen de 21 en 60 uren. Daarnaast heeft de rechter 795 geldboetes opgelegd, variërend tussen 300 en 1000 of meer euro. En 60 keer een vrijheidsstraf, vaak minder dan één maand, soms tot een jaar.

Mogelijkheid CBR-maatregel nog onvoldoende benut

Naast een strafrechtelijke vervolging kan ook een bestuursrechtelijke vervolging worden ingezet. In dit geval volgt er dan naast een strafoplegging een CBR-maatregel. Een van deze maatregelen is het zogenaamde “onderzoeken drugs”, waarbij de rijgeschiktheid van de bestuurder wordt onderzocht. De bestuurder moet dit onderzoek zelf betalen, ook als het resultaat gunstig uitpakt voor de bestuurder. De maatregel is vanaf de inwerkingtreding van de wet in aantal gestegen tot 5.139 onderzoeken in 2022. Het CBR start dat na een mededeling van de politie. Afhankelijk van de uitkomst kan het CBR het rijbewijs ongeldig verklaren of  - sinds 1 april 2023  - de bestuurder een verplichte cursus opleggen, een zogenoemde educatieve maatregel drugs. Uit het onderzoek komt echter naar voren dat de politie die mededeling in één op de drie à vier gevallen nalaat. Daarmee wordt de bestuursrechtelijke aanpak van drugs in het verkeer niet volledig benut. Op dit moment wordt gewerkt aan het geautomatiseerd versturen van een mededeling tussen de politie en het CBR.

Effect van aanpak op de verkeersveiligheid niet bekend

Je zou verwachten dat de verbeterde aanpak van drugs in het verkeer ook bijdraagt aan een verbeterde verkeersveiligheid. Toch kan dit onderzoek daarover geen harde uitspraken doen. Het is immers niet bekend of mensen minder vaak dan voorheen onder invloed van drugs deelnemen aan het verkeer. En als dat zo is, wat daarvoor dan de redenen zijn. Evenmin is bekend of er minder vaak ongevallen plaatsvinden door rijden onder invloed en wat daarvoor dan de redenen zijn. Andersoortig onderzoek is nodig om de verkeersveiligheid en de rol van drugs hierbij te meten.

Verbeterpunten in de praktijk

Alles overziend constateren de onderzoekers dat het proces rondom de aanpak van drugs in het verkeer redelijk tot goed verloopt. Wel zijn er op onderdelen verbeteringen mogelijk, waarmee ook de bijdrage aan de verkeersveiligheid kan worden vergroot. Zo krijgt de aanpak van drugs in het verkeer bij de politieopleiding minimale aandacht en is de kennis over dit onderwerp onvoldoende geborgd. Daarbij speelt mee dat een gemiddelde politiemedewerker maar enkele keren paar jaar zo’n test afneemt. Ook bestaan er grote verschillen tussen politie-eenheden in de inzet op drugs in het verkeer. En kampen de verschillende ketenpartners met beperkte capaciteit. Daardoor ontstaan bijvoorbeeld bij het OM achterstanden en lange doorlooptijden. De onderzoekers benadrukken daarnaast dat blijvend moet worden nagedacht over een efficiënte inzet van drugstesten in relatie tot de opbrengsten, ook in combinatie met andere in te zetten maatregelen.