Jeugdigen in de leeftijd tot 23 jaar zijn oververtegenwoordigd in criminaliteitscijfers, ook al is de jeudcriminaliteit in de afgelopen 20 jaren fors afgenomen en zelfs gehalveerd sinds de piek in 2007. Nu lijkt er sprake van stabilisatie. Er zijn wel verschillen in deze ontwikkelingen tussen groepen, regio’s en type delict. Binnen de kennislijn Jeugdcriminaliteit voert het WODC wetenschappelijk onderzoek uit naar verschillende aspecten van jeugdcriminaliteit.
Welk onderzoek doen we?
Onderzoek binnen de kennislijn Jeugdcriminaliteit biedt inzicht in hoe jeugdcriminaliteit zich manifesteert en ontwikkelt, en welke verschillen er tussen groepen en gebieden zijn. Het onderzoek is grotendeels duidend en verklarend van aard en richt zich op het inzicht geven in de werking en de (bedoelde en onbedoelde) effecten van beleid gericht op de aanpak van jeugdcriminaliteit. Tevens houden we ons bezig met methodologische vernieuwingen om jeugdcriminaliteit te meten.
De Monitor Jeugdcriminaliteit is een belangrijk onderdeel van onze kennislijn. In de Monitor Jeugdcriminaliteit worden statistische trends in de jeugdcriminaliteit beschreven. Het gaat hierbij om jeugdigen in de leeftijd van 12 tot 23 jaar.
Mede aanleiding voor dit onderzoek waren uitkomsten uit eerder onderzoek naar ernstig geweld gepleegd door jeugdigen. Daaruit bleek dat het aantal veroordelingen voor dit geweld bij minderjarigen na een langdurige afname, vanaf 2016 tot 2021 weer iets toenam en bij jongvolwassenen stabiliseerde. In dit onderzoek is specifiek gekeken naar de (poging tot) doodslagzaken uit 2016 en 2021 waarbij jeugdigen zijn veroordeeld en de verschillen tussen deze jaren. In beide jaren gaat het in 9 van de 10 doodslagzaken om poging tot doodslag.
In dit verdiepende onderzoek binnen de Monitor Jeugdcriminaliteit is uitgezocht welke ontwikkelingen zich voordoen in de jaren 2000 tot en met 2023 in (ernstige) geweldscriminaliteit onder jeugdigen. De geregistreerde jeugdcriminaliteit in Nederland is de afgelopen twee decennia fors afgenomen. Ten opzichte van de piekjaren in 2006-2008 is in 2023 sprake van meer dan een halvering in de aantallen jeugdige verdachten en strafrechtelijke daders.Geweldscriminaliteit is over het algemeen ook gedaald, hoewel die recent eerst een (lichte) toename liet zien gevolgd door een afvlakking daarvan. Zo ligt het aantal misdrijven met een jeugdige verdachte waarbij (steek)wapens in het spel zijn, sinds 2019 (iets) hoger dan de in de vijf jaren ervoor en is het aantal jeugdigen veroordeeld voor enkele ernstige geweldsmisdrijven zoals zware mishandeling of (poging tot) doodslag sinds 2017 toegenomen. De toename van ernstige geweldscriminaliteit door jeugdigen is in de laatste twee jaren afgevlakt en volgens het OM zelfs gedaald. Het is nog onduidelijk of die afvlakking doorzet.
Het WODC heeft de afgelopen jaren meerdere keren onderzoek verricht naar de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Het meest recente gaat over wat de kenmerken zijn van de groep 16- tot 23-jarigen die daarmee in aanraking kwamen en welke overwegingen een rol speelden bij de keuze voor het toe te passen strafrecht. Uit dit onderzoek blijkt dat in de bestraffing van 16- tot 23-jarigen, naast de ernst van het gepleegde misdrijf, ook de ontwikkeling van een adolescente dader en de (on)mogelijkheden van pedagogische behandeling van de dader een belangrijke rol spelen.
Vanuit praktijk en beleid bestaan zorgen over het beperkte zicht op meisjes en jonge vrouwen (12 t/m 27-jarigen) die strafbare misdrijven begaan. Voor het ontwikkelen van adequaat beleid gericht op deze groep zijn diepere inzichten noodzakelijk. Dit verkennende onderzoek bestond uit een literatuurstudie, analyse van zelfrapportagedata en interviews met professionals. De bevindingen tonen dat zowel meisjes als jonge vrouwen vaker melden betrokken te zijn bij delicten dan dat zij officieel als verdachten bekend zijn. Hierbij ligt een groter verschil bij meisjes. Verder zijn meisjes minder vaak betrokken bij geweldsdelicten en rapporteren professionals dat zij vaker dan jongens een sociale of faciliterende rol spelen bij het plegen van delicten. Verdachte meisjes lijken anders te worden bejegend dan jongens. Dit zou mogelijk kunnen liggen aan het feit dat meisjes zich onder andere kwetsbaarder en communicatiever opstellen in het contact met professionals. Andersom geven professionals zelf aan soms extra moeite te doen om een veilige sfeer te creëren voor verdachte meisjes.